Ieder voor zich, RSI voor ons allen

17

In de strijd tegen RSI is een ergonomisch ingerichte werkplek weggegooid geld als je niet ook let op de sfeer op de werkvloer.

- tekst gaat verder na deze advertentie -


FysioVacature, de vacaturesite voor de fysiotherapeut

Nog geen kopje thee kon Margo, een 43-jarige ambtenaar uit Den Haag, twee jaar geleden oppakken. De pijn in haar armen, schouders en polsen was te erg. RSI, de gevreesde beroepsziekte, had ook haar geveld.

Zelf dacht ze dat vooral haar lange uren achter de pc de boosdoener waren. “Ik gaf mijn chef de schuld: het duurde bijvoorbeeld veel te lang voor ik een nieuwe stoel kreeg. Bovendien moest ik waarnemen voor een zieke collega. Dat maakte het computerwerk er niet minder op.”

De pijn werd erger en erger, ondanks een aangepaste stoel en ergonomische verantwoorde muis. Acht maanden zat Margo thuis. “Ik was woedend. Het was zo vreselijk frustrerend. Ik zat vol wrok ten opzichte van mijn werkgever. Pas geleidelijk aan drong het tot mij door dat ikzelf ook een rol had.”

“Ik had veel eerder aan moeten geven dat het me te veel werd. Ik wilde niet zwak lijken. Collega’s zag ik schijnbaar moeiteloos dagen van elf, twaalf uur draaien en extra dossiers op zich nemen.”

RSI is jarenlang vooral in verband gebracht met fysieke werklast: hoe lang zitten werknemers achter hun computer of aan de lopende band en hoe zitten ze.

Maar aspecten als werksfeer en psychische werklast zijn minstens zo belangrijk, zegt Swenneke van den Heuvel van TNO. Zij analyseerde voor haar vorige week verschenen proefschrift gegevens van werknemers met RSI-klachten in Nederland en Denemarken.

Haar conclusie: bij het ontstaan van de pijn kunnen psychosociale aspecten, zoals de werksfeer, van groot belang zijn. “Hoge taakeisen en weinig steun van je collega’s hebben veel invloed,” aldus Van den Heuvel.

“De persoonlijkheid van de werknemer speelt ook mee. Werknemers die overmatig zijn betrokken bij hun werk, zelden iets uit handen geven en weinig pauzes nemen, lopen meer kans op RSI. Zij hebben ook een eigen verantwoordelijkheid om naar zichzelf en hun omgang met werkdruk te kijken.”

Het is volgens Van den Heuvel van groot belang dat bedrijven verder kijken dan nieuwe stoelen en dure gadgets voor de computer. In 2004 werd bij ruim eenderde van de werknemers de werkplek aangepast. Allemaal weggegooid geld als de werkcultuur niet ook in kaart wordt gebracht. “Dat is al moeilijk, maar het is nog veel lastiger om daar vervolgens verandering in te brengen.”

Toch is dat hard nodig. “Er is een groep mensen bij wie RSI voornamelijk fysieke redenen heeft. Maar meestal is het een mengsel van oorzaken. Hoe wordt het werk verdeeld? Voel je je gesteund door je collega’s? Hoeveel feedback krijg je van je chef? Is er ruimte om werk over te dragen, of is dat juist ‘not done’? Iedereen gaat weer anders om met te veel stress. De een krijgt een burn-out of hartklachten en bij een ander leidt het tot RSI”

Bij bedrijfsafdelingen waar een hoog percentage mensen RSI-klachten heeft, zou je eerst moeten onderzoeken waar die klachten vandaan komen met een team van verschillende deskundigen. “Als blijkt dat werknemers weinig vrijheid hebben om hun werk zelf in te delen, dan kan dat een aanbeveling zijn waar een chef of manager iets mee kan doen.”

De conclusies van Van den Heuvel zijn in hoofdlijnen bekend bij RSI-experts, zegt Kees Peereboom, directeur van adviesbureau VHP Ergonomie in Den Haag. “Er wordt nog veel te weinig gewerkt met de psychosociale oorzaken. RSI vereist een grondige analyse van allerlei aspecten zowel in de organisatie als op de werkvloer. Nu zie ik te vaak een beperkte insteek.”

“Er wordt een beeldscherm aangepast, de werknemer krijgt fysiotherapie en daarmee is de kous af. Wat dat betreft is het heel waardevol dat wat wij al jaren signaleren nu eens door wetenschappelijk onderzoek wordt gestaafd.”

Dat beaamt Arnold Merkies van de RSI patiëntenvereniging. “k ken een aantal goede voorbeelden, bijvoorbeeld in de bankwereld. Maar bij veel bedrijven is de druk simpelweg te hoog om ruimte te maken voor een andere werkcultuur.”

Bij ambtenaar Margo, die weer halve dagen aan de slag is, kwam het evenmin tot de noodzakelijke ‘grondige analyse’. Bij haar groeide heel langzaam het besef dat de pijn voor een deel ook door ‘iets tussen de oren’ is ontstaan.

“Ik moet leren aan te geven als het me te veel wordt. Op mijn afdeling is daar volgens mij niet altijd ruimte voor. Iedereen werkt voor zich, er is weinig overleg. Als dat zou veranderen zou mij dat al erg helpen. Eerlijk gezegd heb ik dat bij mijn chef nog niet durven aankaarten.”

Door: Els Brenninkmeijer
Bron: AD.nl