Betere hartrevalidatie na computeradvies

17

Patiënten die na een hartinfarct of een hartoperatie moeten revalideren, krijgen betere zorg als hun behandelteam gebruik maakt van elektronische beslissingsondersteuning. Dat blijkt uit onderzoek van de AMC-afdeling Klinische Informatiekunde dat gepubliceerd wordt door het British Medical Journal.

- tekst gaat verder na deze advertentie -


FysioVacature, de vacaturesite voor de fysiotherapeut

De afdeling ontwikkelde samen met de Nederlandse Hartstichting en de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie het computerprogramma CARDSS dat een op maat gesneden behandeladvies geeft en testte dat in 31 ziekenhuizen. Met de invoering van het elektronische patiëntendossier zullen de mogelijkheden voor het gebruik van dergelijke systemen toenemen, menen de onderzoekers. De publicatie verscheen deze week reeds online; zaterdag 9 mei staat het in de papieren versie van het BMJ.

De Nederlandse Hartstichting en de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie publiceerden in 2004 een richtlijn voor hartrevalidatie. Hierin staan adviezen voor het voorschrijven van bewegingstraining, leefstijlveranderingen, ontspanningstherapie en het geven van voorlichting aan patiënten die een hartaanval hebben gehad, of een open hartoperatie hebben ondergaan. Parallel daaraan ontwikkelden klinisch informatici van het AMC een computersysteem waarin deze richtlijn werd verwerkt. Behandelaars voeren daar alle gegevens over een hartpatiënt in, waarna de computer aangeeft wat volgens de richtlijn de beste behandeling is.

Om het effect van het gebruik te onderzoeken, voerde de afdeling Klinische Informatiekunde een grote gerandomiseerde studie uit in 31 ziekenhuizen. De helft van de hartrevalidatieteams kreeg de volledige programmatuur; de overige teams voerden wel alle patiëntgegevens in, maar moesten het stellen zonder computeradvies. De teams die een advies van de computer kregen, volgden de richtlijn beter dan teams die dit niet kregen. Zo was mét gebruik van CARDSS 93 procent van de therapiebeslissingen over beweging conform de richtlijn. Zonder het computeradvies was dat 85 procent. Overigens ging het daarbij niet alleen om onderbehandeling, maar ook om overbehandeling: omdat niet alle patiënten baat hebben bij ieder onderdeel en zelfs gedemotiveerd kunnen raken bij onnodige deelname, krijgen zij dat onderdeel volgens de richtlijn niet altijd voorgeschreven. Dat gebeurde soms ten onrechte wel.

‘Het blijkt keer op keer moeilijk om medische richtlijnen in de praktijk te brengen,’ zegt onderzoeker Niels Peek, die de studie samen met medisch informatiekundige Rick Goud uitvoerde. ‘Door met een elektronisch beslissingsmodel te werken, komt het advies precies op het moment dat het nodig is. Bovendien geeft het geen algemene aanwijzingen, zoals een papieren versie van een richtlijn, maar is het toegespitst op de specifieke patiënt.’ Al eerder is aangetoond dat dergelijke computerprogramma’s een individuele arts goed helpen. Door dit onderzoek is duidelijk geworden dat ook beslissingen van teams – in dit geval bestaande uit onder andere een verpleegkundige, fysiotherapeut, psycholoog, diëtist, maatschappelijk werker en een cardioloog – verbeteren.

Invoering van het elektronisch patiëntendossier zal de mogelijkheden van het invoeren van beslissingsondersteuning versnellen, vermoeden de onderzoekers. En dat zal bijdragen aan de verbetering van de kwaliteit van zorg.

Bron: AMC Amsterdam