Selectieve preventie houdt in dat groepen mensen met een verhoogd risico op een chronische ziekte, zoals hart- en vaatziekten, diabetes, kanker, luchtwegaandoeningen, depressie en aandoeningen van het bewegingsapparaat, preventieve interventies krijgen aangeboden. Risicogroepen zijn te definiëren op basis van factoren die het risico op meerdere van deze ziektes verhogen. Deze gemeenschappelijke factoren zijn: hoge leeftijd, vrouw-zijn, niet-westerse afkomst, laagopgeleid, aanwezige familiegeschiedenis, overgewicht, roken, ongezond voedingspatroon (inclusief alcoholgebruik), lichamelijke inactiviteit, eenzaamheid, slechte fysieke inrichting van buurt/wijk, lage sociale cohesie, alleen gaan wonen en verlies/overlijden van partner.
Het lijkt veelbelovend om groepen mensen die meer dan een van deze risicofactoren hebben selectieve preventieve interventies aan te bieden. Dergelijke maatregelen, gericht op het individu en de omgeving, verbeteren de gezondheid van een specifieke risicogroep en verminderen de kans op diverse chronische ziekten. Veel van deze chronische ziekten ontstaan pas op oudere leeftijd. Om ze te voorkomen, is het verstandig vroeger in de levensloop in te grijpen. De meest geschikte levensfase verschilt echter per risicofactor. Dit blijkt uit een onderzoek van het RIVM naar selectieve preventie dat in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is uitgevoerd.
Uit het onderzoek blijkt ook dat van dit type maatregelen tot nu toe in beperkte mate is onderzocht of ze effectief zijn. Elf interventies bleken (kosten-)effectief op de korte termijn. Onderzoek naar het aantal mensen dat aan deze maatregelen meedoet en naar langetermijneffecten, zou meer kunnen zeggen over de effecten op de volksgezondheid.
Bron: RIVM