Uitspraak
RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/500420-08
Datum zitting : 9 december 2011
Datum uitspraak : 23 december 2011
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsvrouw : mr. M.J. de Groot, advocaat te Hilversum.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. hij, op 3 oktober 2007, te De Steeg, in de gemeente Rheden, althans in Nederland, in de uitoefening van zijn, verdachtes, beroep als reguliere zorgverlener, te weten als fysiotherapeut (op dat moment BIG- geregistreerd onder nummer [x]) en/of als cranio sacraaltherapeut,
opzettelijk [slachtoffer] (verder te noemen [slachtoffer]), geboren [geboortedatum], tot wiens verpleging en/of verzorging hij, verdachte krachtens overeenkomst verplicht was, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten, door bij [slachtoffer] een (of meer) (be)handeling(en) te verrichten en/of uit te voeren op het gebied van de individuele gezondheidszorg, te weten fysiotherapie en/of cranio sacraaltherapie en/of andere( alternatieve) therapie,
terwijl verdachte (in zijn beroep als fysiotherapeut en/of cranio sacraal therapeut, in elk geval als hulpverlener of zorgverlener) bij het verrichten van bovengenoemde (be)handelingen, zichzelf (redelijkerwijs) niet (voldoende) bekwaam en/of bevoegd kon of mocht achten, aangezien verdachte,
-geen (deelname) certificaten heeft behaald en/of geen (erkend) (eind)examen heeft afgelegd in de cranio sacraaltherapie, en/of
-niet geregistreerd stond als cranio sacraaltherapeut in het daartoe bestemde beroepsregister RCN (maar zich desalniettemin als cranio sacraaltherapeut uitgaf) en/of
-geen (door de beroepsgroep van cranio sacraaltherapie) (erkende) aantekening had en/of geen (erkende) opleiding pediatrie heeft gevolgd (binnen het onderwijsprogramma van cranio sacraaltherapie) om zuigelingen en/of minderjarigen te (mogen) behandelen met cranio sacraaltherapie en/of
-geen (althans onvoldoende) kennis had op het gebied van (Pediatric) Basic Life Support en/of
-sinds enkele jaren, in elk geval gedurende geruime tijd, geen, althans onvoldoende, (bij- en/of na-) scholing, cursussen en/of trainingen volgde op het gebied van fysiotherapie en/of cranio sacraaltherapie (bij zuigelingen/minderjarigen) en/of
-niet bekend was met en/of zich niet op de hoogte heeft gesteld van de (mogelijke) risico’s bij de behandeling van zuigelingen en/of minderjarigen (met cranio sacraaltherapie) en/of
-geen, althans onvoldoende, kennis had over de ontwikkelingen op het gebied van de fysiotherapie en/ of de cranio sacraaltherapie door na 2000, althans na 2004, niet meer deel te nemen aan opleidingen of kennis te nemen van protocollen en/of richtlijnen op het gebied van de fysiotherapie en/of cranio sacraaltherapie, en/of
-deze behandeling heeft uitgevoerd zonder acht te slaan op en/of gebruik te maken van (adequate) protocollen en/of richtlijnen voor de toepassing van cranio sacraaltherapie bij zuigelingen en/of minderjarigen
hebbende verdachte,
-[slachtoffer] behandeld in een thuissituatie en/of
-[slachtoffer] behandeld in een omgeving waar de lichtvoorziening ‘schemerig’ althans niet optimaal was en/of
-[slachtoffer] gedurende langere tijd (circa 10-15 minuten) in een zgn. (ongewone) (foetus)houding gebracht en/of vastgehouden en/of (tegen)gehouden en/of gefixeerd en/of
-[slachtoffer] in een zijligging gebracht met haar gezicht naar hem, verdachte, toe (in plaats van afgekeerd van hem, verdachte) en/of
-strekneigingen (van het hoofd) van [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, tegengehouden (door een hand op de onderrug en de andere hand op het hoofd te plaatsen) en/of
-(toen) [slachtoffer] zich uit deze positie wilde “bevrijden” en/of begon te protesteren, haar in deze positie gehouden en/of voorkomen/belemmerd dat zij zich uit deze positie kon “bevrijden” door haar hoofdje en/of armpje(s), althans haar (gehele) lichaampje tegen te (laten) houden en/of
-toen zich klinische verschijnselen voordeden van (fysieke) lichamelijke nood, (o.a. het maken van een kreunend/reutelend/zagend/zuchtend/rochelend geluid van de ademhaling en/of het zwaaien met haar armpje en/of het volpoepen van de luier en/of het (volledig) slap worden van het lichaam althans het armpje en/of het niet meer reageren op prikkels (van buitenaf) en/of (het ontstaan van) een witte gloed en/of blauwe lippen) deze signalen onterecht geïnterpreteerd als zijnde tekenen van gebruikelijke totale ontspanning en/of
-geen, althans onvoldoende alertheid gehad op de klinische (nood) signalen die [slachtoffer] afgaf en/of
-geen, althans onvoldoende (adequate en/of deskundige) hulp ingeroepen toen werd geconstateerd dat [slachtoffer] klinische (nood) signalen gaf en/of
-geen, althans onvoldoende (adequate) hulp geboden toen werd geconstateerd dat [slachtoffer] klinische (nood) signalen gaf en/of geen levenstekenen meer vertoonde;
welk(e) feit(en) en/of welke gedraging(en) en/of welk nalaten van verdachte, de dood van [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij, op 3 oktober 2007, te De Steeg, in de gemeente Rheden, althans in Nederland, in de uitoefening van zijn, verdachtes, beroep als reguliere zorgverlener te weten als fysiotherapeut (op dat moment BIG- geregistreerd onder nummer [x]) en/of als cranio sacraal therapeut, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig
heeft gehandeld en/of nalatig is geweest, door bij [slachtoffer] (verder te noemen [slachtoffer]), geboren [geboortedatum], een (of meer) (be)handeling(en) te verrichten en/of uit te voeren op het gebied van de individuele gezondheidszorg, te weten fysiotherapie en/of cranio sacraaltherapie en/of andere (alternatieve) therapie,
terwijl verdachte (in zijn beroep als fysiotherapeut en/of cranio sacraaltherapeut, in elk geval als hulpverlener of zorgverlener) bij het verrichten van bovengenoemde (be)handelingen, zichzelf (redelijkerwijs) niet (voldoende) bekwaam en/of bevoegd kon of mocht achten, aangezien verdachte,
-geen (deelname) certificaten heeft behaald en/of geen (erkend) (eind)examen heeft afgelegd in de cranio sacraaltherapie, en/of
-niet geregistreerd stond als cranio sacraaltherapeut in het daartoe bestemde beroepsregister RCN (maar zich desalniettemin als cranio sacraaltherapeut uitgaf) en/of
-geen (door de beroepsgroep van cranio sacraaltherapie) (erkende) aantekening had en/of geen (erkende) opleiding pediatrie heeft gevolgd (binnen het onderwijsprogramma van cranio sacraaltherapie) om zuigelingen en/of minderjarigen te (mogen) behandelen met cranio sacraaltherapie en/of
-geen (althans onvoldoende) kennis had op het gebied van (Pediatric) Basic Life Support en/of
-sinds enkele jaren, in elk geval gedurende geruime tijd, geen, althans onvoldoende, (bij- en/of na-) scholing, cursussen en/of trainingen volgde op het gebied van fysiotherapie en/of cranio sacraaltherapie (bij zuigelingen/minderjarigen) en/of
-niet bekend was met en/of zich niet op de hoogte heeft gesteld van de (mogelijke) risico’s bij de behandeling van zuigelingen en/of minderjarigen (met cranio sacraaltherapie) en/of
-geen, althans onvoldoende, kennis had over de ontwikkelingen op het gebied van de fysiotherapie en/ of de cranio sacraaltherapie door na 2000, althans na 2004, niet meer deel te nemen aan opleidingen of kennis te nemen van protocollen en/of richtlijnen op het gebied van de fysiotherapie en/of cranio sacraaltherapie, en/of
-deze behandeling heeft uitgevoerd zonder acht te slaan op en/of gebruik te maken van (adequate) protocollen en/of richtlijnen voor de toepassing van cranio sacraaltherapie bij zuigelingen en/of minderjarigen,
hebbende verdachte,
-[slachtoffer] behandeld in een thuissituatie en/of
-[slachtoffer] behandeld in een omgeving waar de lichtvoorziening ‘schemerig’ althans niet optimaal was, en/of
-[slachtoffer] gedurende langere tijd (circa 10-15 minuten) in een zgn. (ongewone) (foetus)houding gebracht en/of vastgehouden en/of (tegen)gehouden en/of gefixeerd, en/of
-[slachtoffer] in een zijligging gebracht met haar gezicht naar hem, verdachte, toe (in plaats van afgekeerd van hem, verdachte) en/of
-strekneigingen (van het hoofd) van [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, tegengehouden (door een hand op de onderrug en de andere hand op het hoofd te plaatsen) en/of
-(toen) [slachtoffer] zich uit deze positie wilde “bevrijden” en/of begon te protesteren, haar in deze positie gehouden en/of voorkomen/belemmerd dat zij zich uit deze positie kon “bevrijden” door haar hoofdje en/of armpje(s), althans haar (gehele) lichaampje tegen te (laten) houden en/of
-toen zich klinische verschijnselen voordeden van (fysieke) lichamelijke nood, (o.a. het maken van een kreunend/reutelend/zagend/zuchtend/rochelend geluid van de ademhaling en/of het zwaaien met haar armpje en/of het volpoepen van de luier en/of het (volledig) slap worden van het lichaam althans het armpje en/of het niet meer reageren op prikkels (van buitenaf) en/of (het ontstaan van) een witte gloed en/of blauwe lippen) deze signalen onterecht geïnterpreteerd als zijnde tekenen van gebruikelijke totale ontspanning en/of
-geen, althans onvoldoende alertheid gehad op de klinische (nood) signalen die [slachtoffer] afgaf en/of
-geen, althans onvoldoende (adequate en/of deskundige) hulp ingeroepen toen werd geconstateerd dat [slachtoffer] klinische (nood) signalen gaf en/of
-geen, althans onvoldoende (adequate) hulp geboden toen werd geconstateerd dat [slachtoffer] klinische (nood) signalen gaf en/of geen levenstekenen meer vertoonde;
waardoor het aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is geweest, dat [slachtoffer] zodanig letsel heeft bekomen, te weten multi-orgaanuitval na een periode van ernstig zuurstofgebrek, dat zij aan de gevolgen daarvan is overleden.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 9 december 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.J. de Groot, advocaat te Hilversum.
Als benadeelde partij heeft [vader slachtoffer] (de vader van [slachtoffer]) zich schriftelijk in het geding gevoegd. De heer [vader slachtoffer] is ter terechtzitting verschenen, vergezeld door zijn echtgenote [moeder slachtoffer] (de moeder van [slachtoffer]). Beiden werden bijgestaan door [begeleider slachtofferhulp] van Slachtofferhulp Nederland.
Als officieren van justitie waren aanwezig mr. J.G. Kolkman en mr. J. Grijns. Laatstgenoemde officier van justitie heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 3 oktober 2007 te De Steeg, gemeente Rheden, heeft verdachte, in de uitoefening van zijn beroep als cranio sacraal therapeut, bij [slachtoffer], geboren [geboortedatum], (hierna: [slachtoffer]) behandelingen verricht op het gebied van de cranio sacraaltherapie. Bij deze in de avonduren uitgevoerde behandeling waren tevens de vader en moeder van [slachtoffer] en de echtgenote van verdachte aanwezig. Tijdens deze behandeling werd [slachtoffer] op enig moment op haar rechterzij met haar gezicht naar verdachte toe neergelegd in de zogenoemde foetushouding. Gedurende circa 10 à 15 minuten is [slachtoffer] in deze houding (vast)gehouden. Strekneigingen van (het hoofd van) [slachtoffer] (om uit deze houding te geraken) werden door verdachte tegengehouden. Na beëindiging van de behandeling constateerden de vader en de moeder van [slachtoffer] dat zij blauwe lippen had en dat ze geen tekenen van leven meer gaf. Hierop is [slachtoffer] gereanimeerd en is zij uiteindelijk naar het ziekenhuis gebracht. Ondanks medisch handelen is [slachtoffer] de volgende dag in het ziekenhuis overleden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Daartoe is, kort samengevat, geconcludeerd dat verdachte niet bekwaam was en niet bevoegd kon worden geacht tot het toepassen van de cranio sacraaltherapie. Door desondanks [slachtoffer] te behandelen, heeft hij bewust het risico genomen dat hij niet de juiste handelingen zou verrichten en niet in staat was de eventuele noodsignalen te herkennen en daarnaar te handelen. [slachtoffer] is overleden ten gevolge van de nalatigheid van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Daartoe is, kort samengevat, het navolgende aangevoerd. Er is onvoldoende bewijs voor de aanname dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk (al dan niet in voorwaardelijke zin) in een hulpeloze toestand zou hebben gebracht. Evenmin is bewijs aanwezig dat verdachte onbevoegd tot of onbekwaam als cranio sacraal therapeut zou zijn. Integendeel, verdachte was een zeer ervaren cranio sacraaltherapeut en had al vele baby’s en minderjarigen behandeld volgens deze therapie. Betwist wordt dat er tijdens de behandeling signalen zijn geweest dat [slachtoffer] in nood was. Op het moment dat de blauwe lippen van [slachtoffer] opgemerkt werden, heeft verdachte adequate hulp geboden. De doodsoorzaak van [slachtoffer] is niet met zekerheid komen vast te staan, te meer nu geenszins is uitgesloten dat bij [slachtoffer] sprake was van pre-existente pathologie. Er is geen causaal verband gebleken tussen de door verdachte uitgevoerde behandeling en de dood van [slachtoffer].
De tenlastegelegde handelingen kunnen niet bewezen worden. Voor zover deze wel bewezen worden, leveren deze handelingen geen schuld in de zin van artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht op.
Subsidiair is door de verdediging aangevoerd dat – indien de rechtbank tot een bewezenverklaring mocht komen – geen straf of maatregel dient te worden opgelegd. Daartoe is allereerst aangevoerd dat sprake is van een grove overschrijding van de redelijke termijn. Voorts is benadrukt dat verdachte na het overlijden van [slachtoffer] tegen zijn zin is gestopt met de toepassing van de cranio sacraaltherapie en dat hij door de media aan de schandpaal is genageld.
De beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Allereerst stelt de rechtbank vast dat verdachte bij [slachtoffer] een cranio sacrale behandeling heeft toegepast. Het was voor alle betrokkenen op die avond duidelijk dat juist deze behandeling bij [slachtoffer] zou worden toegepast en ook dr. [naam a[forensisch arts], forensisch arts, stelt dat de door verdachte (bij een reconstructie) voorgedane handelingen overkomen, voor zover door hem te beoordelen, als passend bij cranio sacraaltherapie. Het dossier biedt geen grond om er vanuit te gaan dat tevens fysiotherapeutische dan wel andersoortige behandelingen zijn toegepast bij [slachtoffer] op die bewuste avond. Reeds gelet hierop kan de bekwaamheid dan wel bevoegdheid van verdachte op andere gebieden dan die van de cranio sacraaltherapie niet ter discussie staan.
Verdachte wordt -onder meer- verweten dat hij opzettelijk een behandeling heeft uitgevoerd terwijl hij zichzelf niet bevoegd dan wel bekwaam kon of mocht achten. Dit verwijt wordt in de tenlastelegging feitelijk onderbouwd door te verwijzen naar bepaalde door de beroepsgroep van cranio sacraaltherapeuten ontwikkelde diploma’s, certificaten, aantekeningen, beroepsregisters, richtlijnen, protocollen en nascholingen.
De rechtbank overweegt dat voor cranio sacraaltherapeuten geen wettelijke verplichting tot registratie bestaat. Het staat dan ook een ieder vrij zich als cranio sacraal therapeut uit te geven.
De omstandigheden dat verdachte zich niet heeft ingeschreven in het buitenwettelijk opgericht beroepsregister, niet heeft voldaan aan de daarvoor vereiste kwaliteitswaarborgen of geen of onvoldoende nascholing heeft gevolgd, kunnen dan ook op zichzelf niet tot het oordeel leiden dat verdachte zichzelf niet bevoegd en/of niet bekwaam mocht achten.
Verdachte heeft verklaard dat hij in 1990 een opleiding tot cranio sacraaltherapeut in de Verenigde Staten heeft gevolgd en tot 2004 met grote regelmaat dergelijke behandelingen heeft uitgevoerd. Vanaf die tijd tot 2007 heeft hij op verzoek nog verscheidene malen cranio sacrale behandelingen (ook bij baby’s) uitgevoerd. Eén van zijn collega-therapeuten geeft aan dat deze behandelingen naar tevredenheid zijn verlopen en dat hij niet aarzelde verdachte in te schakelen voor een waarneming.
In het kader van het onderzoek door dr. [forensisch arts] naar de mogelijke oorzaken van de dood van [slachtoffer] zijn vier -op video vastgelegde- reconstructies uitgevoerd van de door verdachte uitgevoerde behandeling in de visie van verdachte, zijn echtgenote en van de vader en moeder van [slachtoffer]. In zijn rapport staat -onder meer- vermeld:
“samengevat, zijn wij van oordeel dat tijdens de feitelijke behandeling – voor zover te beoordelen- de therapeut (Rechtbank: bedoeld is verdachte) naar beste inzicht en naar eer en geweten heeft gehandeld. Diens handelen komt op ons over als kindvriendelijk, zachtaardig en te doen gebruikelijk in het kader van cranio-sacraaltherapie. Als zodanig zijn van de handelingen op het eerste gezicht geen gezondheidsrisico’s te verwachten.”
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank niet bewezen dat verdachtes opzet (al dan niet in voorwaardelijke vorm) erop gericht was om, terwijl hij zichzelf niet bekwaam of niet bevoegd kon of mocht achten, desalniettemin een cranio sacrale behandeling uit te voeren.
Reeds gelet hierop zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Doodsoorzaak [slachtoffer] en pre-existente pathologie
Arts-patholoog [patholoog] heeft geconcludeerd dat [slachtoffer] is overleden als gevolg van multi-orgaanuitval na een periode van ernstig zuurstofgebrek. Deze conclusie wordt onderschreven door dr. [forensisch arts] en door prof. dr. [neurochirurg1], neurochirurg. Anders dan de verdediging heeft de rechtbank geen twijfel over deze conclusie.
Van de zijde van de verdediging is aangevoerd dat bij [slachtoffer] mogelijk sprake was van pre-existente pathologie van waaruit de dood verklaard kan worden. De verdediging duidt daarbij op de problemen die [slachtoffer] direct na de geboorte heeft gehad. Door de verdediging is niet nader onderbouwd in hoeverre [slachtoffer] de problemen die zij bij de geboorte had, nog steeds had op de dag van overlijden. Haar ouders beschrijven [slachtoffer] als een gezond kind.
De verdediging verwijst verder naar een reactie van drs. [orthopedisch chirurg], orthopedisch chirurg en prof. dr. [neurochirurg2], neurochrirug, op een artikel van [deskundige]. in het Nederlands tijdschrift voor geneeskunde (2009 25 april; 153). In dit artikel wordt de casus van [slachtoffer] beschreven.
De rechtbank overweegt ten aanzien van dit laatstgenoemde argument als volgt. Nu genoemd artikel niet in het kader van onderhavige strafzaak is opgesteld en nu de schrijvers van de reactie daarop niet over alle relevante stukken hebben beschikt, dan wel eigen onderzoek bij [slachtoffer] hebben verricht, zal de rechtbank het artikel en de reacties daarop buiten beschouwing laten.
Voor de overige beoordeling van het verweer dat bij [slachtoffer] sprake kan zijn geweest van een reeds bestaande pathologie, waaruit haar overlijden zou kunnen worden verklaard, overweegt de rechtbank dat de verschillende daarover bevraagde deskundigen anders rapporteren.
In het rapport van dr. [forensisch arts] staat -onder meer- vermeld:
“Samengevat zijn wij van oordeel dat op grond van de verstrekte gegevens er (voorafgaande aan de cranio-sacrale therapie) geen enkele aanleiding was om een medisch onderliggend lijden te veronderstellen welke aanleiding had kunnen geven tot plotseling of onverwacht overlijden.”
Prof. dr. [neurochirurg1] stelt-onder meer- het volgende:
“het beeldvormend onderzoek dat mij ter beschikking is gesteld heb ik beoordeeld. Tevens heb ik kennis genomen van het oordeel van dr. [neuroradi[neuroradioloog], neuroradioloog. Ik kan mij volledig vinden in de conclusies van zowel dr. [deskundige], als dr. [neuroradioloog], namelijk dat er geen aanwijzingen zijn voor pre-existente pathologie bij [slachtoffer], met name niet rond de craniocervicale overgang.”. Hij voegt daar aan toe dat ‘in algemene zin’ nooit met volledige zekerheid uit te sluiten valt dat sprake was van pre-existente pathologie.
Ook dr. [neuroradioloog], neuroradioloog, stelt dat er bij [slachtoffer] geen sprake was van pre-existente pathologie van de cranio-cervicale overgang en de cervicale en thoracale wervelkolom.
Nu de verdediging het verweer van pre-existente pathologie niet nader heeft onderbouwd en gelet op de genoemde deskundigenverslagen, ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat sprake was van pre-existente pathologie die het overlijden van [slachtoffer] kan verklaren.
De rechtbank acht – gelet op het vorenstaande – bewezen dat [slachtoffer] is overleden aan multi-orgaan uitval na een periode van ernstig zuurstofgebrek. De vraag die vervolgens beantwoord moet worden is wat de oorzaak van het opgetreden zuurstofgebrek is en in hoeverre dit verband houdt met de door verdachte toegepaste behandeling.
Arts-patholoog [patholoog] merkt hierover op:
”als mogelijke mechanismen voor het optreden van de hart- en ademstilstand kunnen worden overwogen:
1e een gedwongen gebogen houding, “foetale houding”, kan adembeweging belemmeren door compressie van de borstkas. Het betrof hier een forse baby, bijna 8 kilo bij lichaamslengte 65,5 cm met een onderhuidse vetlaag van 1 cm aan de buik. Dit kan aanleiding geven tot verstikking, de positionele asfyxie. Als gevolg van de verstikking treden hart- en ademstilstand op.
2e Als gevolg van prikkeling van het ruggenmerg hoog in de nek door deze osteopatische handeling kunnen mogelijk hartritmestoornissen en ademstilstand zijn opgetreden. Deze complicaties zijn in de literatuur beschreven.
Een andere mogelijke oorzaak is door mij niet aan te geven.
Ter terechtzitting heeft deskundige [patholoog] aangegeven dat het voor haar conclusies geen verschil maakt of sprake was van een osteopatische dan wel een cranio sacraal therapie. Voorts heeft zij desgevraagd verklaard dat een beeld van multi-orgaan falen niet past bij ‘wiegendood’.
Bij de in het kader van het onderzoek door dr. [forensisch arts] naar de mogelijke oorzaken van de dood van [slachtoffer] gemaakte -op video vastgelegde- reconstructies zijn verschillen te zien tussen de manier van behandelen en vasthouden van [slachtoffer] in de visie van verdachte (en zijn echtgenote) enerzijds en die in de visie van de vader en moeder van [slachtoffer] anderzijds. Met name blijkt verschil in de afstand tot het kind (klein volgens de ouders en groter volgens verdachte en zijn echtgenote) en de mate van flexie van de nek van het kind (groot volgens de ouders en kleiner volgens verdachte en zijn echtgenote).
Bij de verdere beoordeling van de vraag wat de oorzaak van het opgetreden zuurstofgebrek is en in hoeverre dit verband houdt met de door verdachte toegepaste behandeling, zal de rechtbank uitgaan van de lezing van de ouders van [slachtoffer], hetgeen betekent dat naar het oordeel van de rechtbank:
a. de afstand tussen [slachtoffer] en verdachte tijdens de behandeling klein was, en
b. de flexie van de nek van [slachtoffer] groot was.
De rechtbank baseert zich hiertoe op enerzijds de verklaringen van de ouders van [slachtoffer] en anderzijds de verklaring van verdachte bij de politie dat [slachtoffer] dicht bij hem lag. Voorts gaat de rechtbank uit van de verklaring van verdachte dat [slachtoffer] haar hoofdje wilde strekken en dat hij, verdachte, dat heeft tegengehouden.
Voorts komt de rechtbank tot de conclusie dat het overlijden van [slachtoffer] is veroorzaakt door de door verdachte toegepaste behandeling op 3 oktober 2007. Daartoe baseert de rechtbank zich op de navolgende deskundigenverslagen.
In het rapport van dr. [forensisch arts] staat -onder meer- vermeld:
“Als de lezing van de ouders correct is, valt het niet volledig uit te sluiten dat door de directe nabijheid van huid, kleding of elleboog/oksel van de therapeut en/of handdoek van het aankleedkussen er sprake kan zijn geweest van een niet optimaal verlopende uitwisseling van ademhalingsgassen (hypoventilatie).” en
“(…) op grond van gepubliceerde gegevens kan niet worden uitgesloten dat door het bij herhaling aanbrengen van aanmerkelijke flexie in de nek (zoals verklaard door de ouders) en/of het meerdere keren tegenhouden van strekpogingen of corrigeren van een weer gestrekt hoofd (zoals verklaard door de therapeut), er hoog in de nek mechanische prikkeling van het onwillekeurig zenuwstelsel is opgetreden. Hierdoor kunnen kortdurende klinische verschijnselen ontstaan, waaronder ademstilstand en verlaging van het hartritme (…). Voorts kan niet worden uitgesloten dat door de opgelegde en langdurig volgehouden zijwaarts gekromde houding in de dichte nabijheid van de therapeut (zoals verklaard door de ouders), er mogelijk ook sprake is geweest van positionele asfyxie en/of hypoventilatie. De relatieve bijdrage van bovenvermelde factoren is niet aan te geven. Door deze factoren is het voorstelbaar dat er een situatie is ontstaan die gekenmerkt wordt door langdurig (ordegrootte: meerdere minuten) zuurstoftekort in het bloed.
In het schrijven van prof. dr. [neurochirurg1] staat hieromtrent -onder meer- het volgende vermeld:
“aannemende dat er geen sprake was van pre-existente pathologie, lijkt het het meest waarschijnlijk dat [slachtoffer] overleden is ten gevolge van of een obstructie van de bovenste luchtwegen (i.e. verstikking) veroorzaakt door een extern aangebrachte, c.q. langdurig opgelegde, gebogen houding van het hoofd en de nek, of een overrekking van het halsruggenmerg veroorzaakt door een extern aangebrachte, c.q. langdurig opgelegde, gebogen houding van het hoofd en de nek met als gevolg fatale hartritmestoornissen en/of een fatale ademhalingsstoornis, of een combinatie van beide mechanismen. (…).”
Voorts is niet in geschil dat [slachtoffer] met haar hoofd naar verdachte toe is gehouden. Hierover merkt [cranio-sacraal therapeut] op: “Binnen het geheel van de therapeutische handelingen is opvallend dat de gebogen houding op de rechterzijde uitgevoerd wordt op een andere wijze dan onderwezen in het UIN, n.l. in de situatie ligt de baby met het gezicht naar de therapeut toe, terwijl in de pediatrie-opleiding van het UIN de voorgeschreven houding is: rugligging met gebogen beentjes, met hoofd en rug vlak op de onderlaag, of in zijligging met de rug van het kind naar de therapeut toe, zodat de therapeut een goed zicht heeft op het kind.”
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat, indien een zijligging in voormelde zin wordt toegepast, het kind met het gezicht van de therapeut af dient te liggen. Dit heeft verdachte niet gedaan.
Klinische verschijnselen van nood
Ter beoordeling staat thans de vraag of zich klinische verschijnselen van nood bij [slachtoffer] hebben voorgedaan en of verdachte kan worden verweten dat hij deze niet heeft opgemerkt en/of daarop niet adequaat heeft gereageerd.
De verdediging heeft gesteld dat noch de vader noch de moeder bij het optreden van verschillende noodsignalen hierdoor verontrust waren. Wat van die stelling verder ook zij, van belang is of het niet opmerken van klinische verschijnselen van nood door verdachte als een verwijtbaar tekortschieten in zijn zorgplicht als therapeut betekent.
Al liggende in hiervoor voormelde foetushouding heeft [slachtoffer] met haar linkerarm zwaaiende of maaiende bewegingen gemaakt. De vader van [slachtoffer] heeft op verzoek van verdachte dit armpje vastgehouden. Nadien werd [slachtoffer] rustig en kon het armpje worden losgelaten.
Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] zaaggeluidjes begon te maken. Daarmee bedoelde hij dat ze een beetje in slaap was, lekker rustig ademend.
De vader van [slachtoffer] hoorde eveneens geluidjes van [slachtoffer]. Hij duidde deze echter als ‘kermen’. Hij had het idee dat [slachtoffer] in ademhalingsproblemen kwam. Het deed hem denken aan het zuchten wat hij eens gehoord had bij iemand die zijn laatste adem uitstootte. Hij en zijn echtgenote vroegen nog aan verdachte of het wel goed ging. Verdachte zei toen geruststellend dat [slachtoffer] in slaap zou vallen.
De moeder van [slachtoffer] heeft verklaard dat zij [slachtoffer] een geluid heeft horen maken alsof ze kreunde of reutelde. Het deed haar denken aan het geluid wat een oude man maakt. Het was een heel naar geluid, heel indringend. Verdachte zei, volgens de moeder van [slachtoffer], dat dit vaker voorkomt en niets was om je zorgen over te maken.
Nadien werd [slachtoffer] heel rustig, het kwam op haar moeder over alsof ze erg diep in slaap was. Omdat ze zo stil lag, is de moeder van [slachtoffer] opgestaan en is naar [slachtoffer] gaan kijken. Verdachte zei dat ze rustig was en dat ze sliep. Verdachte heeft eveneens verklaard dat er ontspanning (bij [slachtoffer]) kwam en dat ze rustig werd, ze was aan het pitten op dat moment.
Op enig moment tijdens de behandeling heeft [slachtoffer] in haar luier gepoept. Dit was volgens verdachte heel gebruikelijk.
Voorts merkten de ouders van [slachtoffer] op dat [slachtoffer] erg wit werd. De moeder van [slachtoffer] merkte volgens verdachte op dat [slachtoffer] een lichte witte glans over zich heen kreeg. Dit was voor verdachte geen reden ergens aan te twijfelen. Het bevestigde voor verdachte dat de baby ontspannen was.
Nadat [slachtoffer] vervolgens werd omgedraaid om haar te verschonen werd door allen opgemerkt dat zij blauwe lippen had.
Over deze verschijnselen hebben verschillende deskundigen gerapporteerd.
[cranio-sacraal therapeut], geregistreerd cranio-sacraal therapeut, merkt hierover op: “Het volpoepen van de luier tijdens of na de behandeling is een regelmatig voorkomend verschijnsel. (…) Het maaien en weer slap worden van de linker arm zoals beschreven en getoond moet in dit verband gezien worden als niet gebruikelijk. (…) Als het kind tijdens de behandeling zich ontspant zal de arm zich ook ontspannen. De basistonus van de arm blijft dan wel bestaan. Het in die mate slap worden van de arm, zoals beschreven, schat ik in als niet gebruikelijk. Het diep zuchten tijdens of na een behandeling zijn wij als een normaal verschijnsel. De beschrijving van de ademhaling in termen als gaspen, zaaggeluidjes, rochelen en reutelen doen vermoeden dat de ademhalingswegen niet vrij zijn en/of een zuurstofgebrek is.”.
Dr. [fysio-manueeltherapeut], fysio-manueeltherapeut, merkt hierover op “Diep zuchten, luier volpoepen en maaien van de arm lijkt mij een reactie die multi interpretabel kan zijn, maar anderzijds geeft deze reactie mijns inziens genoeg reden om een moment van rust in de behandeling te nemen en de situatie te evalueren.”.
Dr. [forensisch arts] merkt hierover op: “Samengevat, zijn wij van oordeel dat de klinische verschijnselen bij het kind anders geïnterpreteerd hadden moeten worden. De (licht)omstandigheden waren dusdanig volgens de therapeut dat dit had gekund.
Het volpoepen van de luier na 10-15 minuten kan gezien worden als een uiting van acute lichamelijke stress door een klinische noodsituatie.(…) Het gemelde opvallende zuchten zou inderdaad – zoals de vader opmerkt – ‘gaspen’ kunnen betreffen. Indien dit als zodanig herkend zou zijn, en niet foutief geduid zou zijn als in slaap vallen, zou direct alarm zijn geslagen en had reanimatie wellicht nog een gerede kans van slagen gehad.”
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de gehoorde ademhalingsgeluiden, het zwaaien met de linkerarm, het volpoepen van de luier, het rustig dan wel slap worden van het lichaam, het ontstaan van een witte gloed en blauwe lippen, in meer of mindere mate maar in elk geval in combinatie met elkaar, hadden moeten worden geïnterpreteerd als klinische verschijnselen van lichamelijke nood. Verdachte heeft de tekenen ten onrechte geïnterpreteerd als tekenen van ontspanning. Van verdachte als behandelaar kan en mag verwacht worden dat hij tekenen van lichamelijke nood op de juiste wijze kan interpreteren.
Op verdachte, als behandelaar, rustte daarnaast de zorgplicht de medische gesteldheid van [slachtoffer] continu te observeren. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] kon loslaten en in voornoemde houding kon laten liggen. Hij is toen achterover gaan zitten en heeft nog wat nagepraat met de ouders. Op de vraag of hem de blauwe lippen en het witte gelaat van het kind niet eerder waren opgevallen, heeft verdachte geantwoord dat ze onderling aan het praten waren en dat hij niet meer op die manier naar het kind had gekeken. Eerst op het moment dat de moeder van [slachtoffer] haar omdraaide, constateerde verdachte de blauwe lippen en het ontbreken van tekenen van leven.
Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte, terwijl hij onvoldoende acht had geslagen op de signalen van lichamelijke nood bij [slachtoffer], bovendien onvoldoende alert geweest op het ontstaan van deze verschijnselen (met name de witte gloed en de blauwe lippen).
Geboden hulp
Nadat werd geconstateerd dat [slachtoffer] in klinische nood verkeerde, is door de echtgenote van verdachte het alarmnummer 112 gebeld. De rechtbank ziet niet in welke andere adequate en/of deskundige hulp ingeroepen moest worden.
Verdachte heeft verklaard dat hij mond-op-mond beademing heeft toegepast. Dit wordt bevestigd door zijn echtgenote. Beide ouders van [slachtoffer] verklaren anders. De vader van [slachtoffer] heeft verklaard dat hij direct is gaan reanimeren, met twee vingers, neusje dicht en mond op mond beademen. Dit gedurende 15 minuten tot de GGD kwam. Verdachte was volgens de vader van [slachtoffer] op dat moment weg en liep te dolen. Verdachte werd eerst buiten weer gezien, hij was helemaal in paniek.
De moeder van [slachtoffer] heeft verklaard dat haar echtgenoot heeft gereanimeerd. Verdachte liep eerst door de kamer vol ongeloof, “hij liep als een dwaas door de kamer”. Nadat alarmnummer 112 is gebeld, is verdachte naar buiten gelopen. Verdachte heeft verder niets gedaan.
De rechtbank volgt de verklaringen van de ouders in deze, nu deze consequent zijn en onderling niet tegenstrijdig. Daarbij overweegt de rechtbank dat de wijze van reanimatie zoals door verdachte ter terechtzitting is beschreven als niet realistisch moet worden aangemerkt. Uit de ter terechtzitting door verdachte gemaakte schets leidt de rechtbank af dat, volgens verdachte, de vader aan de linkerzij van [slachtoffer] stond tijdens het reanimeren en verdachte bij het hoofd van [slachtoffer], terwijl haar lichaam rechtuit van verdachte af lag. Vanuit deze positie acht de rechtbank het technisch niet mogelijk mond-op-mond beademing toe te passen.
Bekwaamheid verdachte
Onverminderd het gestelde onder de bespreking van het primair tenlastegelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft verklaard dat hij tot aan 2004 verschillende cursussen en/of nascholingen heeft gevolgd en daarna niet meer. Ook heeft verdachte verklaard geen risico’s voor zuigelingen/baby’s te kennen in de cranio sacraaltherapie.
Dr. [fysio-manueeltherapeut] heeft vermeld: “Zowel binnen de opleiding volgens het Upledger instituut (de rechtbank begrijpt: een opleidingsinstituut voor cranio sacraal therapeuten) als in de reguliere fysio-manuele therapie zijn de risico’s bekend van het in flexie brengen van de nek bij baby’s/zuigelingen. Dit geldt ook voor het tegenhouden c.q. corrigeren van pogingen tot strekken van de nek door zuigelingen.
Verdachte heeft bij de behandeling van [slachtoffer] haar nek in een gebogen positie gehouden (de zogenaamde foetushouding) en daarbij strekneigingen van [slachtoffer] tegengehouden. Nu hij deze vorm van behandeling (al dan niet behorende tot de cranio sacraaltherapie) heeft toegepast, is de rechtbank van oordeel dat hij bekend had moeten zijn met de aan die vorm van behandeling verbonden risico’s.
Het (onder)kennen van risico’s van een behandeling is van essentieel belang voor hulpverleners die de behandeling in een professionele setting geven. Het niet kennen van die risico’s duidt erop dat verdachte zichzelf redelijkerwijs niet voldoende bekwaam mocht achten. Dit wordt versterkt doordat verdachte na 2004 geen opleidingen op het vakgebied heeft gevolgd en daarmee onvoldoende kennis had over de ontwikkelingen op het gebied van cranio sacraaltherapie.
Behandeling thuissituatie
De rechtbank acht dit onderdeel van de tenlastelegging niet bewezen, nu uit het dossier niet blijkt dat het behandelen in een thuissituatie onder voormelde lichtomstandigheden in enige mate heeft bijgedragen aan het overlijden van [slachtoffer].
Causaliteit
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het hiervoor overwogene het overlijden van [slachtoffer] redelijkerwijs kan worden toegerekend aan de handelingen respectievelijk de nalatigheid van verdachte.
Conclusie
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en zal hem daarvan vrijspreken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij, op 3 oktober 2007, te De Steeg, in de gemeente Rheden, in de uitoefening van zijn, verdachtes, beroep als reguliere zorgverlener te weten als cranio sacraal therapeut, aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam en nalatig is geweest, door bij [slachtoffer] (verder te noemen [slachtoffer]), geboren [geboortedatum], een behandeling te verrichten en/of uit te voeren op het gebied van de individuele gezondheidszorg, te weten cranio sacraaltherapie terwijl verdachte (in zijn beroep als cranio sacraaltherapeut, in elk geval als hulpverlener of zorgverlener) bij het verrichten van bovengenoemde behandeling, zichzelf redelijkerwijs niet voldoende bekwaam kon of mocht achten, aangezien verdachte,
-niet bekend was met en/of zich niet op de hoogte heeft gesteld van de (mogelijke) risico’s bij de behandeling van zuigelingen en/of minderjarigen (met cranio sacraaltherapie) en onvoldoende kennis had over de ontwikkelingen op het gebied van de cranio sacraaltherapie door na 2004 niet meer deel te nemen aan opleidingen op het gebied van de cranio sacraaltherapie,
hebbende verdachte,
-[slachtoffer] gedurende langere tijd (circa 10-15 minuten) in een zgn. foetushouding gebracht en/of vastgehouden en tegen gehouden , en
-[slachtoffer] in een zijligging gebracht met haar gezicht naar hem, verdachte, toe (in plaats van afgekeerd van hem, verdachte) en
-strekneigingen (van het hoofd) van [slachtoffer] meermalen, tegengehouden door een hand op de onderrug en de andere hand op het hoofd te plaatsen en
-(toen) [slachtoffer] zich uit deze positie wilde “bevrijden” en/of begon te protesteren, haar in deze positie gehouden en voorkomen/belemmerd dat zij zich uit deze positie kon “bevrijden” door haar hoofdje en/of armpje(s), althans haar (gehele) lichaampje tegen te (laten) houden en
-toen zich klinische verschijnselen voordeden van lichamelijke nood (o.a. het maken van een kreunend/reutelend/zagend/zuchtend/rochelend geluid van de ademhaling en het zwaaien met haar armpje en het volpoepen van de luier en het (volledig) slap worden van het lichaam althans het armpje en het ontstaan van een witte gloed en blauwe lippen), deze signalen onterecht geïnterpreteerd als zijnde tekenen van gebruikelijke totale ontspanning en onvoldoende alertheid gehad op de klinische (nood) signalen die [slachtoffer] afgaf en onvoldoende (adequate) hulp geboden toen werd geconstateerd dat [slachtoffer] klinische (nood) signalen gaf en/of geen levenstekenen meer vertoonde;
waardoor het aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is geweest, dat [slachtoffer] zodanig letsel heeft bekomen, te weten multi-orgaanuitval na een periode van ernstig zuurstofgebrek, dat zij aan de gevolgen daarvan is overleden.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het subsidair tenlastegelegde:
Aan zijn schuld de dood van een ander te wijten zijn, terwijl het misdrijf wordt gepleegd in de uitoefening van enig beroep
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld terzake van het primair tenlastegelegde tot een werkstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Het standpunt verdediging
De verdediging heeft voor vrijspraak van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde gepleit. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat verdachte geen straf dient te worden opgelegd. Hiertoe is aangevoerd dat sprake is van een grove overschrijding van de redelijke termijn. Tevens is gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte alsmede het feit dat verdachte door de pers en de publieke opinie zeer negatief is neergezet.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, het tijdsverloop en op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 24 november 2011.
Redelijke termijn
Naar het oordeel van de rechtbank is in het onderhavige geval geen sprake van overschrijding van de redelijke termijn gelet op de complexiteit van de zaak.
Immers, in deze zaak dienden medisch ingewikkelde (causaliteits)vragen te worden beantwoord. Daartoe hebben 8 deskundigen in 11 rapporten hun visie gegeven en is een uitvoerige reconstructie van de bewuste avond uitgevoerd. Deze onderzoeken, die mede in het verdedigingsbelang zijn uitgevoerd, hebben tijd gevergd. Tevens heeft een van de benoemde deskundigen zich teruggetrokken, hetgeen een vertragende werking heeft gehad.
Strafmaatoverweging
Verdachte heeft bij de 3 maanden jonge baby [slachtoffer] een behandeling toegepast, waarbij hij haar in een zogenaamde foetushouding heeft gebracht en de neiging tot strekken van nek en hoofd van de baby in die houding heeft tegengehouden. Deze handelingen heeft hij uitgevoerd zonder zich in de jaren daaraan voorafgaand bij te blijven scholen en zonder bekend te zijn met de risico’s van dergelijke handelingen voor baby’s van die leeftijd. Tijdens deze behandeling heeft verdachte voorts onvoldoende oog gehad voor de klinische noodsignalen van [slachtoffer].
Tengevolge van de verwijtbare nalatigheid van verdachte met betrekking tot deze behandeling is [slachtoffer] uiteindelijk komen te overlijden.
Van een ieder die op professionele wijze werkt met (zeer jonge) kinderen, mag verwacht worden dat hij oog heeft voor de kwetsbaarheid van deze kinderen en voor de risico’s die zijn verbonden aan een behandeling van hen. Het onvoldoende oog hebben voor deze elementen van zijn beroep kan verdachte worden verweten. Doordat verdachte hiervoor onvoldoende oog had, heeft hij het vertrouwen dat ouders, maar ook de samenleving als geheel, nu eenmaal moeten hebben in de gezondheidszorg, ernstig geschaad.
De rechtbank rekent de verdachte zijn nalatigheid in grote mate aan.
Door het overlijden van [slachtoffer] is aan haar ouders en haar directe familie een onmetelijk leed toegevoegd. Zij zullen [slachtoffer] moeten missen en zij zullen haar niet zien opgroeien. Hen rest de moeilijke taak hiermee om te gaan.
De gevolgen voor verdachte zijn eveneens groot geweest. De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte [slachtoffer] wilde helpen en haar overlijden nooit heeft gewild. Ook verdachte moet ermee leven dat de door hem toegepaste behandeling tot het overlijden van een baby heeft geleid. Verdachte is gestopt met behandelen, terwijl het behandelen hem voordien veel voldoening bracht. Voorts heeft verdachte zowel vanuit de media als vanuit zijn eigen beroepsgroep veel negatieve kritiek te verduren gehad.
Verdachte heeft een ernstig feit gepleegd met fatale gevolgen. Hiervoor is slechts een gevangenisstraf passend.
Gelet op de mate van verwijtbaarheid, het wettelijk strafmaximum, de tijd die is verstreken sinds de fatale avond van 3 oktober 2007 en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals hiervoor weergegeven, zal de rechtbank de gevangenisstraf geheel voorwaardelijk opleggen.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade, bestaande uit de kosten van de begrafenis van [slachtoffer]. De benadeelde partij [vader slachtoffer] vordert een bedrag van € 2.855,16, te vermeerderen met wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, waarbij zij tevens de schadevergoedingsmaatregel heeft gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, indien de rechtbank tot een veroordeling zou komen, niet verzet tegen toewijzing van de vordering.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door het bewezen verklaarde feit de benadeelde partij schade heeft toegebracht en dat de begrafeniskosten voor vergoeding in aanmerking komen. De vordering van € 2.855,16 is voldoende onderbouwd en zal dan ook worden toegewezen, inclusief de gevorderde wettelijke rente. Daarbij zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 307 en 309 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
8.a. De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [vader slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
– Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [vader slachtoffer] te betalen € 2.855,16, (zegge tweeduizend achthonderd vijfenvijftig euro en zestien eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 november 2007.
– Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 2.855,16 , subsidiair 38 dagen hechtenis.
– Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [vader slachtoffer], te betalen € 2.855,16 (zegge tweeduizend achthonderd vijfenvijftig euro en zestien eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 38 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
– Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door mr. P.C. Quak, als voorzitter, mr. C. van Linschoten en mr. W.L.J.M. Duijst, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 december 2011.
Bron: Rechtspraak.nl
De reactie van het KNGF over het verhaal over huilbaby’s:
Vraag 1: Wat zijn de richtlijnen van de KNGF op het gebied van alternatieve therapie? Mogen fysiotherapeuten zomaar alternatieve therapieen – zoals craniosacraal therapie – aanbieden? Is daar controle op?
Fysiotherapie is geen alternatieve therapie.
Fysiotherapie is evidence based, oftewel is gebaseerd op wetenschappelijk bewijs. Beroepsgroepen van alternatieve behandelingen (osteopathie, chiropractie, cranio sacraal therapie etc) zijn verantwoordelijk voor de evidentie onder hun behandeling en of zij de kwaliteitsborging (en bijvoorbeeld richtlijnen) in hun beroepsgroep hebben toegepast. Een alternatieve therapeut is ook zelf verantwoordelijk voor zijn handelen.
Lees de 2 andere vragen en antwoorden op de website van RTL XL
http://fys.io/3ul
De ouders van de drie maanden oude baby uit Aalten die in 2007 na de behandeling door een cranio-sacraal therapeut in De Steeg overleed, waren vrijdag zichtbaar opgelucht toen ze hoorden dat de rechtbank bij de veroordeling van de therapeut uitging van hún verhaal…..
Lees verder op degelderlander.nl
http://fys.io/3ws