Het klaagschrift is ontvangen op 31 augustus 2004. De mondelinge behandeling door het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft plaatsgevonden ter openbare zitting van 29 maart 2005.
Klaagster is eind 2003/begin 2004 door de fysiotherapeut behandeld in verband met een enkeldistorsie na intervisietrauma. Op 12 februari 2004 heeft klaagster de fysiotherapeut gezegd dat zij bij sporten een hogere hartslag constateerde. Ze vroeg hem of dit iets met haar ademhaling had te maken en of hij enkele tips voor haar had. Bij het onderzoek dat hierop volgde, heeft de fysiotherapeut onder meer zijn vingers in klaagsters schede gedaan. Het college oordeelt dat de fysiotherapeut zich onprofessioneel en tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gedragen en legt hem de maatregel van berisping op. Tegen deze beslissing kan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg.
Bron: Staatscourant
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ‘s-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van:
A, wonende te B, klaagster, tegen:
C, fysiotherapeut, wonende te D, de persoon over wie geklaagd wordt, hierna te noemen de fysiotherapeut.
1. Het verloop van het geding
Het klaagschrift is ontvangen op 31 augustus 2004. De fysiotherapeut heeft op de klacht gereageerd, waarna repliek en dupliek hebben plaatsgevonden. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden
ter openbare zitting van 29 maart 2005. Klaagster met partner en de fysiotherapeut zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De fysiotherapeut werd bijgestaan door Mr. E, advocaat te F.
2. De klacht
Klaagster is eind 2003/begin 2004 door de fysiotherapeut behandeld in verband met een enkeldistorsie na ntervisietrauma. Op 12 februari 2004 heeft klaagster aan de fysiotherapeut gezegd dat zij bij sporten een hoge hartslag constateerde en of dit iets met haar ademhaling had te maken en of, zo ja, hij enkele tips voor haar had. De fysiotherapeut heeft toen een onderzoek naar haar ademhaling verricht. De fysiotherapeut zei dat klaagster haar bovenlijf geheel moest ontbloten en ook haar bh uit moest doen. De fysiotherapeut zei dat klaagsters ademhaling
niet goed was en dat hij haar ribben zou behandelen. Dit deed hij met zijn handen vlak onder de borsten van klaagster. Hierna kreeg klaagster een rugmassage. Klaagster moest hiervoor haar broek uitdoen en op haar buik op de behandeltafel gaan liggen met slechts haar string aan. Deze string deed de fysiotherapeut nog naar beneden
tot halverwege de billen. Klaagster en haar partner vonden dit een beetje raar, maar veronderstelden dat het erbij hoorde. De week erop, 19 februari, zei de fysiotherapeut dat hij met de huisarts van klaagster had overlegd en dat het haar instemming had klaagsters ademhaling te onderzoeken en haar lage rugklachten te behandelen.
De fysiotherapeut zei dat het de bedoeling was om te bekijken hoe sterk haar onderbuikspieren waren.
Klaagster moest zich helemaal uitkleden en op haar rug op de behandeltafel gaan liggen. De fysiotherapeut legde uit dat klaagster haar vingers in haar schede moest doen, haar spieren moest aanspannen en gelijktijdig diep moest ademhalen. Hierna zou de fysiotherapeut met zijn vingers hetzelfde doen. Klaagster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Desgevraagd verklaarde de fysiotherapeut dat dit niet anders kon.
Klaagster heeft deze oefening driemaal zelf gedaan, eenmaal heeft de fysiotherapeut zijn vingers in klaagsters schede gedaan, nota bene zonder handschoenen.
Vervolgens moest klaagster op haar buik gaan liggen en haar rugspieren aanspannen. De fysiotherapeut stak toen onaangekondigd zijn vinger in klaagsters schede. Klaagster vond dit bijzonder storend. De fysiotherapeut bleef tijdens de oefening met zijn vinger in haar schede. Daarna mocht klaagster haar string aantrekken verder was ze nog geheel naakt en moest op handen en knieën op de behandeltafel gaan zitten en oefeningen doen. Klaagster vond dit buitengewoon genant. Klaagster voelde zich overdonderd. Hierna kreeg klaagster nog een rugmassage, waarbij de fysiotherapeut vertelde over andere patiënten die hij zo had behandeld en die hem hadden gevraagd dit niet aan hun partners te vertellen. Ook vertelde hij over patiënten met zichtbaar harde tepels tijdens de behandeling. De fysiotherapeut zei ook nog dat het niet zo was ‘dat hij constant met een stijve pik naast een patiënt stond.’
Klaagster is na de behandeling behoorlijk van haar stuk geraakt, ze schaamde zich en het kostte haar moeite om het aan haar partner en schoonzus te vertellen. Dit heeft ze na enkele dagen toch gedaan, waarna ze ermee naar haar huisarts is gegaan. Deze vertelde dat er helemaal geen overleg met haar was geweest over de ademhalingsproblemen en of onderrugproblemen. Bovendien is de fysiotherapeut, aldus de huisarts, ook helemaal niet bevoegd tot het geven van bekkenbodemspiertraining.
Klaagster ervaart dit alles als seksueel misbruik en een ernstige inbreuk op haar persoonlijke integriteit.
3. Het standpunt van de fysiotherapeut
De fysiotherapeut heeft ontkend dat de door klaagster gestelde gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. Hij heeft daarbij verwezen naar zijn verklaring daaromtrent bij de politie, die hij, als verdachte gehoord, heeft afgelegd. Hij benadrukt voorts dat het slechts om zogenaamde één-op-één-verklaringen gaat.
4. De beoordeling
4.1 De klacht betreft in zeer ernstige mate grensoverschrijdend handelen door de de fysiotherapeut. Mocht komen vast te staan hetgeen de fysiotherapeut wordt verweten dan is dit zonder meer op alle punten hoogst verwerpelijk en tuchtrechtelijk ernstig verwijtbaar.
4.2 Het is echter in deze tuchtprocedure niet mogelijk om vast te stellen wat er precies is gebeurd. Met name de zogenaamde ‘bekkenbodemtherapie’ en het inbrengen daarbij van de vingers in de schede van klaagster is, gelet op de ontkenning door de fysiotherapeut en het ontbreken van verder bewijs, niet komen vast te staan.
Wel hecht het College er aan om op te merken dat de klachten van klaagster in deze procedure omtrent het doen ontkleden en het maken van onheuse opmerkingen over andere patiënten een grote overeenkomst vertonen met
de aard van de klachten in de zojuist op deze zelfde zitting behandelde zaak van een andere klaagster tegen de fysiotherapeut (zaak F 2004 H 33). Dit gegeven, in samenhang met het feit dat de fysiotherapeut inhoudelijk in zijn verweer niet deugdelijk is ingegaan op de gedetailleerde klachten van klaagster en slechts verwijst naar het politieverhoor, dat alleen was gericht op het strafbare feit seksueel binnendringen en niet op de andere in deze tuchtzaak aan de orde zijnde klachten, leidt er toe dat het College ten aanzien van deze klachten meer waarde hecht aan de verklaring van klaagster op deze punten dan die van de fysiotherapeut.
De fysiotherapeut heeft niet aangegeven wat de behandelnoodzaak was van het (vrijwel volledig) doen ontkleden, terwijl het volstrekt ongepast is om over (seksuele) reacties van andere patiënten en van de fysiotherapeut zelf te spreken. Hiermee creëert de fysiotherapeut een sfeer van onbehagen en onveiligheid die in vergaande mate afbreuk doet aan het resultaat van de behandeling, terwijl dit ook een inbreuk vormt op de persoonlijke integriteit van patiënt.
Hier komt bij dat de fysiotherapeut er ter zitting geen blijk van heeft gegeven enig begrip te hebben voor de mogelijke gène van een patiënte, noch zich bewust te zijn van het feit dat dit aspect een zeer wezenlijk onderdeel vormt van zijn werk als fysiotherapeut, dat veelal lichamelijk contact met zich meebrengt.
4.3 Het College oordeelt reeds hierom dat de fysiotherapeut zich als fysiotherapeut onprofessioneel en tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gedragen. Echter, omdat slechts een beperkt deel van de klachten is komen vast te staan, zal het College thans volstaan met een berisping.
4.4 Het College zal om redenen, aan het algemeen belang ontleend, op de voet van artikel 71 van de Wet BIG bepalen dat deze beslissing zal worden bekend gemaakt op de hierna te vermelden wijze.
5. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ‘s-Gravenhage beslist als volgt:
– legt op de maatregel van berisping;
– bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekend gemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Medisch Contact en FysioPraxis met het verzoek tot plaatsing.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, voorzitter, drs. J.E. Geensen en mr. A.H.M. Suijker, leden-fysiotherapeuten, bijgestaan
door mr. C.G. Versteeg, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 mei 2004.
De voorzitter.
De secretaris.