Tuchtcollege berispt fysiotherpeut (update)

95

Patiënten kunnen bij medische tuchtcolleges behandelaars aanklagen. Een fysiotherapeut vraagt een jongen zijn onderbroek uit te doen voor de behandeling.

- tekst gaat verder na deze advertentie -


FysioVacature, de vacaturesite voor de fysiotherapeut

De Inspecteur voor de Gezondheidszorg heeft bij het tuchtcollege een klacht ingediend over een fysiotherapeut die een puber zijn onderbroek liet uittrekken, hoewel dit voor de behandeling niet nodig was. Daarmee is zwaar geschut in stelling gebracht, temeer daar de jongen van veertien om wie het gaat, niet heeft geklaagd.

Tijdens de zitting van het Regionaal Tuchtcollege in Amsterdam blijkt de inspectie bezorgd omdat de fysiotherapeut al eerder in de fout is gegaan.

Toen betrof het twee jongens van veertien en vijftien jaar, die eveneens met ontbloot onderlijf werden behandeld, wat toen evenmin strikt noodzakelijk was. Bovendien zijn lichaamsdelen gemasseerd en handgrepen toegepast die niet in het karakter van de behandeling pasten.

De Commissie van Toezicht van de fysiotherapeuten heeft voor deze vergrijpen in 1999 een waarschuwing opgelegd. De fysiotherapeut zou voortaan minderjarigen onder de zestien bij de behandeling hun onderbroek aan laten houden.

Daaraan heeft hij zich niet gehouden. De bal is gaan rollen toen de moeder van de jongen aan een vrouwelijke collega van de fysiotherapeut vertelde dat haar zoon zijn onderlijf moest ontbloten voor de massage.

De fysiotherapeute vroeg haar collega om opheldering. Daarop heeft zij de samenwerking opgezegd en is een paar maanden later naar de Inspectie voor de Gezondheidszorg gestapt.

De inspectie vindt dat er sprake is van grensoverschrijdend gedrag. Bovendien heeft de eerdere waarschuwing niet geholpen. De inspecteur vraagt of het in deze kwestie een rol speelt dat de man homo is.

‘Ik blijf ontkennen dat ik seksuele bedoelingen had’, zegt de fysiotherapeut tijdens de zitting. ‘Ik heb een homoseksuele geaardheid. Ik val op leeftijdgenoten, ik heb niks met jonge jongens.’

Bij de behandeling van de bewuste jongen ging het om een spier in de buik die bij het voetballen was geblesseerd.

‘Ik vroeg die broek uit te doen, omdat ik er dan beter bij kon. Nu doe ik dat niet meer. Voor jongens tot zestien blijft de onderbroek aan. Ik wil ook dat de ouders erbij blijven als ik behandel.’

Deze patiënt heeft hij zes keer behandeld, meestal was zijn broertje erbij. Op vragen van het tuchtcollege antwoordt de fysiotherapeut dat hij bij de jongens geen gêne voelde over het naakte onderlijf van de patiënt. ‘Ik heb geen onrust gemerkt, er werd niet gegiecheld en er hing ook geen spanning. Als je dichtbij iemand komt, let je wel op of er spanningen zijn.’

De inspectie vindt het zorgelijk dat er twee klachten nodig waren om de bewustwording bij de fysiotherapeut op gang te brengen dat zijn optreden niet door de beugel kon. ‘Er is onvoldoende reflectie op het eigen handelen. Bovendien mogen we toch zoveel basisvaardigheden veronderstellen dat u met kwetsbare mensen weet om te gaan’, stelt de inspecteur.

U was wel erg solistisch bezig’, stelt de inspectie. ‘Zoals 60 procent van de fysiotherapeuten’, antwoordt de aangeklaagde man.

Aanvankelijk is de fysiotherapeut verbolgen dat zijn collega, een vrouw die hij al 27 jaar kent, naar de inspectie is gegaan. ‘Toen voelde ik me gekwetst. Die fase is over. Natuurlijk mag ze met een klacht naar de inspectie als ze vindt dat haar normen worden overschreden.

‘Ik ben twee jaar geleden begonnen met supervisie. Daarin kwam naar voren dat ik erg prestatiegericht ben, mijn behandeling fixeer op de plaats die gekwetst is. Bovendien heb ik een hulpverleningssyndroom. Een hulpeloos iemand zoals deze jongen die op twee krukken binnenkomt, dat wekt mijn medelijden op. Ik leer van de supervisie en daarom wil ik daarmee doorgaan.’

Het tuchtcollege berispt de fysiotherapeut. Een schorsing zou te ver gaan, vindt het college. De man moet gedragscursussen volgen en zijn praktijk minder solitair voeren. De uitspraak zal ook in de Staatscourant worden bekendgemaakt en worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Fysiotherapie.

Overgenomen uit de Volkskrant, Gezond, 30 oktober 2004 (pagina G11)
Hieronder de stukken van het regionale tuchtcollege

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 3 november 2003 binnengekomen klacht van:

A., arts,
in zijn hoedanigheid van Inspecteur voor de Gezondheidszorg,
werkgebied B.,
vestiging voor C.,
klager,

tegen

D.
fysiotherapeut,
wonende te E.,
verweerder.

1. Het verloop van de procedure.
Het college heeft kennisgenomen van:

    * het klaagschrift met de bijlagen;
    * het antwoord van 12 december 2003;
    * de repliek van 23 december 2003;
    * de dupliek van 29 januari 2004;
    * de correspondentie betreffende het vooronderzoek;
    * de brief van klager van 22 juli 2004.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare terechtzitting van 24 augustus 2004 behandeld.

De partijen waren aanwezig.
Klager werd vergezeld door mr F., inspecteur-jurist.

2. De feiten.
Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:
Verweerder is werkzaam als fysiotherapeut te G..

Tegen verweerder zijn bij de Commissie van Toezicht van het H. (hierna H.) twee klachten ingediend inhoudende dat verweerder bij de behandeling van twee jongens van 14 en 15 jaar oud heeft verzocht de onderbroek uit te doen terwijl dit voor de behandeling niet noodzakelijk was en voorts lichaamsdelen heeft gemasseerd en handgrepen heeft toegepast die niet binnen het karakter van de behandeling pasten.

De Commissie van Toezicht heeft de eerste klacht gegrond verklaard en verweerder bij uitspraak van 5 augustus 1999 de maatregel van waarschuwing opgelegd.

Na de uitspraak van het H. is tussen verweerder en zijn toenmalige in dezelfde praktijk gevestigde collega mevrouw I. de werkafspraak gemaakt dat bij de behandeling van minderjarigen onderbroeken tijdens de behandeling aan zullen blijven.

Nadien heeft I. voornoemd nog één keer vastgesteld dat verweerder tegen de afspraak in een jongeman behandelde met ontkleed onderlichaam. I. heeft verweerder toen nogmaals op de afspraak gewezen.

Op 28 oktober 2002 is J., geboren op 22 april 1989 en hierna te noemen patiënt , door de huisarts verwezen naar verweerder. Bij patiënt was sprake van een bij het voetballen opgelopen aandoening van de spierbuik van de tractus iliotibialis. Verweerder heeft op 29 oktober 2002 bij patiënt de anamnese afgenomen en hem vervolgens onderzocht en behandeld door middel van massage. Hij heeft patiënt verzocht zijn onderbroek uit te doen. Ook bij de tweede en de derde behandeling heeft verweerder J. zonder onderbroek behandeld. Hij heeft daarbij de schaamstreek van J. met een handdoek afgedekt. In totaal heeft verweerder patiënt zes maal behandeld. Daarbij was meerdere keren een jongere broer van patiënt aanwezig. De laatste behandeling heeft plaatsgevonden op 27 november 2002.

Op 22 december 2002 heeft I., via de moeder van patiënt die bij haar onder behandeling was, vernomen dat verweerder patiënt zonder onderbroek had behandeld.

I. heeft verweerder vervolgens om opheldering gevraagd waarbij verweerder een en ander heeft bevestigd.

I. heeft naar aanleiding van dit voorval de samenwerking met verweerder beëindigd.

Op 13 februari 2003 heeft I. bij de Inspectie melding gedaan van grensoverschrijdend gedrag van verweerder tijdens de beroepsuitoefening.

De Inspectie heeft vervolgens gesprekken gevoerd met I. en verweerder.
Verweerder heeft in die gesprekken kenbaar gemaakt dat hij zich de kwetsbaarheid van bepaalde groepen patiënten niet realiseert.
Verweerder is naar aanleiding van hetgeen is voorgevallen in supervisie gegaan.
Naast verweerder is thans nog een medewerkster gedurende 4 ochtenden per week in loondienst bij de praktijk werkzaam.

Ter zitting hebben partijen afspraken gemaakt over door verweerder te volgen scholing op het gebied van de voorkoming van grensoverschrijdend gedrag tussen hulpverlener en patiënt alsmede over de instelling van een voldoende toetsend kader in de werkomgeving van verweerder.

3. Het standpunt van klager en de klacht.
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder grensoverschrijdend handelt tijdens de behandeling van minderjarige mannelijke patiënten en geen inzicht toont in het gevolg dat dit handelen mogelijk voor die patiënten en hun familieleden kan hebben. Het grensoverschrijdend handelen bestaat uit het laten uittrekken van de onderbroek terwijl dit voor de behandeling niet noodzakelijk is. Daarbij komt dat verweerder voor klachten van dezelfde aard al een waarschuwing heeft gehad zodat sprake is van (gevaar voor) recidive.

4. Het standpunt van verweerder.
Verweerder heeft aangevoerd dat hij na gesprekken met collegae en familieleden met kinderen zich nu beter de kwetsbaarheid van pubers realiseert. Hij heeft kinderen in die leeftijdsgroep altijd benaderd als volwassenen. Verweerder ziet in dat dat onjuist is geweest.

Verweerder heeft verklaard dat hij geen seksuele bedoelingen heeft gehad bij de behandeling van patiënt. Verweerder is homoseksueel geaard maar heeft geen sexuele belangstelling voor jonge jongens. Verweerder wilde patiënt optimaal behandelen. Dat ging het beste met ontkleed onderlichaam. Patiënt had hiermee volgens verweerder geen moeite. Verweerder is geschrokken van de tegen hem ingediende klacht en is inmiddels begonnen met supervisie. Hij behandelt patiënten nu nog slechts “door de broek heen” teneinde problemen te voorkomen. Voorts behandelt hij jongere patiënten voortaan uitsluitend in aanwezigheid van één van hun ouders, aldus tenslotte verweerder.

5. De overwegingen van het college.
Het college is van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door patiënt, toen 14 jaar oud, zonder medische noodzaak met ontkleed onderlichaam te behandelen.

Verweerder heeft hierbij geen rekening gehouden met de jonge leeftijd van patiënt tijdens de behandeling en heeft zich evenmin rekenschap gegeven van mogelijke verlegenheid bij patiënt en zijn broer. Evenmin heeft hij na de eerste behandeling patiënt gevraagd een andere onderbroek aan te doen zodat hij hem verder met opgeschoven onderbroek had kunnen behandelen.

Dat verweerder de schaamstreek van klager had afgedekt met een handdoek doet aan het voorgaande niet af.

Het college is overigens van oordeel dat partijen er goed aan doen hun ter zitting gemaakte afspraken na te komen. De kans op recidive bij verweerder is immers niet denkbeeldig gelet op het feit dat het thans de derde keer is dat hij er op gewezen moet worden dat behandeling met ontkleed onderlichaam bij pubers niet behoort plaats te vinden.

Nadat de klacht tegen verweerder bij de Inspectie was ingediend heeft er bij verweerder kennelijk een verkramping in zijn handelen plaatsgevonden. Hij masseert patiënten immers nog slechts door de broek heen en vraagt bij jongere patiënten altijd de ouders bij de behandeling aanwezig te zijn.

Het college is van oordeel dat verweerder als professioneel handelend fysiotherapeut een manier dient te vinden om met deze in de praktijk vaak voorkomende situaties op een meer gangbare wijze om te gaan.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen gegrond is. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge art. 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens patiënt en diens naasten had behoren te betrachten.

De oplegging van na te melden maatregel, een berisping, is daarvoor passend.

Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal de beslissing zodra zij onherroepelijk is op na te melden wijze worden bekendgemaakt.

6. De beslissing.
Het Regionaal tuchtcollege berispt verweerder.
Bepaalt voorts dat de beslissing ingevolge artikel 71 van de Wet BIG geheel in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en aan het Tijdschrift voor Fysiotherapie ter bekendmaking zal worden aangeboden.

Aldus gewezen op 24 augustus 2004 door:
mr. H. van Breda, voorzitter,
R. Valk, mr. A.H.C.M. Snel en J.A. Mooten, leden-fysiotherapeut,
mr. H. Uhlenbroek, lid-jurist,
met mr. E.A.M. Driessen als secretaris,
en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 19 oktober 2004 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.
w.g. mr. H. van Breda, voorzitter
w.g. mr. E.A.M. Driessen, secretaris

4 REACTIES

  1. Ontzettend triest dit verhaal. “Het tuchtcollege vind een schorsing te ver gaan”. Hou nou toch op, deze collegae verzieken het voor de rest. Daarbij is deze collega al eens op het matje mogen komen. Hij valt dus in herhaling. Hoeveel “kansen” krijgt hij nog?
    Deze “collega” zou uit het BIG register en CKR gehaald moeten worden.
    Maar goed, misschien ben ik nu te radicaal ?

  2. Gaat het hier om een katholieke collega uit het zuiden des lands die vroeger ook al zijn broek uit moest doen bij de priesters ? Zo ja, dan valt dit onder een bedrijfsongeval. Schrappen die handel, of is dit te letterlijk !

  3. Ondergoed hoeft bij een behandeling nooit uitgetrokken te worden en men hoeft zeker geen geslachtdelen te “masseren”. Wie dat doet moet men uit het beroep zetten, hier is geen excuus voor!

  4. Ik heb nog nooit een hoge pet opgehad van medische tuchtcolleges en helaas wordt dit gevoel door deze uitspraak nog meer versterkt.

Reacties zijn gesloten.