Oligopolie en luie klanten bedreigen stelsel

15

Het nieuwe zorgstelsel wordt bedreigd door regionale machtsconcentraties van verzekeraars en geringe mobiliteit van verzekerden. Dit concluderen het CTG-Zaio en het CTZ in het visiedocument Zorgverzekeringsmarkt.

- tekst gaat verder na deze advertentie -


FysioVacature, de vacaturesite voor de fysiotherapeut

In het visiedocument maken de betrokken instanties duidelijk hoe het toezicht wordt uitgevoerd en schetsen ze de verwachte ontwikkeling. Hierbij worden een paar risico’s aangestipt. Allereerst is er een grote kans op hoge marktconcentraties. Zorgverzekeraars hadden altijd al grote regionale marktaandelen. Dit kan worden versterkt door fusies van regionaal dominante verzekeraars. Dit bemoeilijkt de toetreding van nieuwe zorgverzekeraars. Mogelijk kunnen er zelfs “oligopole marktsituaties” ontstaan.

Lage prijsgevoeligheid
Een andere belemmerde factor voor marktwerking ligt in de lage prijsgevoeligheid die Nederlandse verzekerden kenmerkt. Een lage premie kan de Nederlandse verzekerde nauwelijks prikkelen om van verzekeraar te veranderen. Als verzekeraars geen verzekerden verliezen bij een relatief hoge premie, dan ontbreekt voor hen de prikkel om kostenvoordelen door te geven aan verzekerden.

Handhaven situatie
Ook in andere opzichten zijn er overstapbelemmerende factoren. Verzekerden sluiten basis- en aanvullende verzekering het liefst af bij dezelfde verzekeraar. CTG-Zaio en CTZ vrezen dat verzekeraars er alles aan zullen doen om deze situatie te handhaven, bijvoorbeeld door de verkoop van aanvullende verzekering koppelen aan de basisverzekering. Hoewel dit niet is toegestaan kunnen de contractuele voorwaarden voor de aanvullende verzekering zo worden opgesteld dat ze fungeren als rem bij overstap.

Zoekkosten
Daarnaast zijn de zoekkosten voor de consument binnen het nieuwe stelsel hoog: verzekerden moeten een groot aantal kenmerken van polissen tegen elkaar afwegen om een goede keuze te maken. Ook dit beperkt de mobiliteit.

Instrumentarium
Om deze belemmeringen tegen te gaan krijgt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) een uitgebreid instrumentarium. Naast een structurele monitor, kunnen VWS, de Tweede en Eerste Kamer de NZa vragen specifieke kwesties uit te zoeken. Ook komt er een meldlijn waar consumenten klachten kwijt kunnen. Daarnaast kan de NZa de regels voor de vergelijkbaarheid van polissen aanpassen en ongewenst marktgedrag publiekelijk aan de orde stellen.

Bron: Zibb

1 REACTIE

  1. L.S.,

    Dit houdt dus in dat we voor de toekomst moeten rekenen met nog schevere machtsverhoudingen fysiotherapeuten-zorgverzekeraars (ZV’s). Daar komt nog bij dat grote ZV’s de kleine zullen overnemen. De ZV’s zullen straks dus helemaal hun wil kunnen opleggen, met de huidige Mededingingswet.

    Er moet dus nu al actie worden ondernomen door het KNGF-bestuur om toekomstig verval te voorkomen c.q. (verdere/echte) reparatie van het feitelijke uurinkomen te bewerkstelligen. ‘Countervailing power’ (CP) is daarbij onontbeerlijk; men moet er rekening mee houden dat Bas Eenhoorn op een bepaald moment niet verder meer wil of kan. CP is te creëren op 3 manieren:

    1. Een behoorlijk restitutiesysteem, te creëren middels een — door de minister toegestaan — convenant tussen KNGF en ZN. Wat mij betreft is dan behoorlijk: een tarief van 24,50 (niveau 2006), jaarlijks aangepast aan de gemiddelde loonstijging in den lande van het jaar daarvoor. Het restitutietarief moet dus nu al gerepareerd worden, daar het t.o.v. 2005 bevroren is. Voor alle duidelijkheid: het gaat er niet om om het restitutiesysteem algemeen in te voeren. Het gaat er wel om om een basis te creëren waarop faire contracttarieven & -voorwaarden aangeboden zullen worden door de zorgverzekeraars.

    2. Een franchise-achtige constructie, waarbij fysiotherapeutisch Nederland zich in (minimaal) 5 niet-regiogebonden verbanden organiseert (die overeenkomsten hebben qua zorgverlening), waarvan de ‘directies’ voor hun leden de onderhandelingen doen. Mocht dit al ingewikkeld lijken, is het mogelijk nog ingewikkelder hoe dat op te zetten. Het KNGF mag niet als initiërende/overkoepelende organisatie fungeren. Daarbij is het de vraag of KNGF-bestuurders überhaupt willen meewerken aan hun eigen ‘opheffing’. Maar het is een mogelijkheid — er wordt zelfs aan gerefereerd door minister Hoogervorst in zijn laatste brief aan de Tweede Kamer. Er dient echter wel een vervolg aan gegeven te worden door het KNGF — nu laat men de leden maar zwemmen, en redden alleen de sterkste op commercieel/ondernemingsgebied het zelf, i.p.v. de vakinhoudelijk beste fysiotherapeuten. En dat is niet waarom de Algemene Vergadering van het KNGF toentertijd heeft ingestemd met pakketschuif (marktwerking). Die AV stemde er toen mee in omdat het bestuur voorhield dat dat de enige manier was om het feitelijke uurinkomen gerepareerd te krijgen.

    3. Een oprekking van de bagatelbepaling. Dat kan op twee manieren: i) een absoluut-getalsmatige oprekking, en ii) een verandering naar een gebiedsbepaalde bagatel. De kans is zeer groot dat een absoluut-getalsmatige oprekking zal stranden in Den Haag of op Europese wetgeving. Immers, een absoluut-getalsmatige oprekking die voor steden effect heeft zal op het platteland de fysiotherapeuten een monopoliepositie geven. Logischerwijs zal men dus moeten richten op een gebiedsbepaalde bagatel, bijvoorbeeld op (licht overlappende) circulaire gebieden met een bepaalde straal. Het voordeel van het stellen van deze eis — in ruil voor medewerking aan omzetting van experiment in definitieve marktwerking — is dat men dan samen kan optrekken met de Landelijke HuisartsenVereniging (LHV).

    Met groet,
    Frank Conijn

Reacties zijn gesloten.