Nieuwe ISO-standaard kunstgewrichten

111

De ISO (International Organization for Standardization) standaardiseert de regels van een methode waarmee orthopedisch chirurgen binnen twee jaar vaststellen of nieuwe kunstgewrichten van goede kwaliteit zijn. Ze doen dat aan de hand van röntgenfoto’s van het gewricht.

- tekst gaat verder na deze advertentie -


FysioVacature, de vacaturesite voor de fysiotherapeut

“Met stereoröntgenfoto’s kunnen we slechte producten weren voordat ze grootschalig op de markt komen”, zegt een tevreden Rob Nelissen, hoogleraar Orthopedie aan het LUMC. Edward Valstar, hoogleraar Biomechanica, en Nelisen zijn initiatiefnemer en trekker van deze wereldwijde standaard. Daarnaast waren LUMC-collega Bart Kaptein en leden uit Japan, Brazilië en de Verenigde Staten onderdeel van de ISO-commissie.

Opnieuw geopereerd

Nog regelmatig komen nieuwe kunstgewrichten, zoals kunstheupen en -knieën, op de markt die op langere termijn slecht blijken te voldoen. Ze veroorzaken vaak pijn en gaan snel loszitten, zodat veel patiënten opnieuw geopereerd moeten worden. Tegen de tijd dat dit duidelijk wordt, zijn zulke gewrichten al zeker tien jaar op de markt en zijn ze bij honderdduizenden patiënten geïmplanteerd.

Opsporen

Dat falen blijkt voorspelbaar. Met een moderne techniek, Röntgen Stereofotogrammetrische Analyse ( RSA), kunnen chirurgen al binnen twee jaar uiterst kleine verschuivingen en verdraaiingen (microbewegingen) van het kunstgewricht in het bot opsporen. Onderzoek, onder ander van Valstar en Nelissen, heeft laten zien dat zulke vroege RSA-afwijkingen een betrouwbare voorbode zijn van latere problemen.

Grootschalig

Dankzij de ISO-standaard zullen chirurgen en ingenieurs voortaan deze RSA-techniek op een uniforme manier uitvoeren en analyseren; ze meten op vaste tijdstippen en beschrijven afwijkingen in dezelfde termen. Voor elk nieuw type implantaat worden dan profielen van microbewegingen in het bot gemeten. Daarmee is het mogelijk om goede producten veel vroeger dan voorheen te onderscheiden van slechte. “We pleiten ervoor nieuwe kunstgewrichten gefaseerd tot de markt toe te laten”, zegt Nelissen. “Eerst bij een kleine groep patiënten. Als na twee jaar blijkt dat het met hen goed gaat, passen we de ISO-gestandaardiseerde RSA-beoordeling ook grootschaliger toe. Dat is bij de introductie van geneesmiddelen ook gebruikelijk. Die doorlopen ook diverse fasen van testen.”

Botverlies

Gemiddeld 5 à 10 procent van geïmplanteerde kunstgewrichten – knieën, heupen, en schouders– zit na tien jaar los. Een hersteloperatie is niet alleen belastend en ingrijpend voor de patiënt, maar de loszittende kunstheup of kunstknie veroorzaakt ook veel botverlies, dat door de orthopedisch chirurg weer gereconstrueerd moet worden.

Bron: LUMC