Longemfyseem, een aandoening waarbij de ademhaling steeds moeilijker verloopt, wordt veroorzaakt doordat de longen ’uitrekken’ waardoor het volume toeneemt. Ze komen knel te zitten in de borstkas. Als in dat geval een flink deel van het longweefsel wordt weggenomen, kan dat patiënten weer voldoende adem geven. Ze krijgen als het ware meer lucht in minder longen.
„Eigenlijk een beetje onlogischâ€, zegt de Leidse thoraxchirurg dr. M. I. M. Versteegh. Hij vergelijkt de longen met een spons. De cellen van die spons zijn de longblaasje. Die zijn allemaal met elkaar verbonden. Door de wanden van die blaasjes wordt zuurstof en koolzuurgas uitgewisseld.
Bij longemfyseem verdwijnen echter de tussenschotten tussen de longblaasjes. Daardoor worden ze al maar groter. De longen als geheel gaan dan steeds meer lucht bevatten. Op den duur gaat de rek er uit en blijft er voortdurend te veel lucht in de longen achter. Er kan steeds minder lucht worden uitgeademd. De borstkas wordt als het ware opgeblazen, het middenrif wordt platgedrukt en de tussenribspieren worden uitgerekt, waardoor de ademhalingsspieren niet meer goed hun werk kunnen doen. „Het toedienen van een beetje extra zuurstof helpt maar evenâ€, aldus Versteegh. „Op de lange duur doet dat ook niets meer. Blijft over dat we met medicamenten als Ventolin de luchtwegen kunnen verwijden, met de bedoeling de ademhaling zo doeltreffend mogelijk te maken.†In de jaren vijftig van de vorige eeuw werd in de Verenigde Staten bij patiënten met longemfyseem geëxperimenteerd met het verkleinen van het longvolume door stukjes ziek longweefsel operatief te verwijderen. Daardoor kreeg het gezonde weefsel in de borstkas meer ruimte. De proef liep op een mislukking uit. De meeste patiënten overleden al snel na de operatie.
Versteegh nam in 1995 echter kennis van publicaties van zijn Amerikaanse collega, thoraxchirurg dr. Joel Cooper van de Washington University School of Medicine in St. Louis (Missouri), die inmiddels bij 250 patiënten deze operatie had uitgevoerd. Na vijf jaar bleek ruim de helft van hen nog in leven, én met een betere longfunctie dan voor de operatie.
De Leidse thoraxchirurg besloot het Amerikaanse voorbeeld te volgen, gevolgd door het St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein, de academische ziekenhuizen van Amsterdam, Groningen, Maastricht en Nijmegen en het Canisius Ziekenhuis in Nijmegen. Er is echter één verschil. Versteegh opereert in het Leids Universitair Medisch Centrum zijn patiënten via een kijkoperatie. In de andere ziekenhuizen doet men dat op de klassieke manier door de borstkas open te maken. „Het voordeel van een kijkoperatie is dat de ingreep minder belastend is voor de patiënt en dat je op plekken kunt komen waar je op de normale manier niet bij kunt, bijvoorbeeld bij de linkeronderkwabben omdat het hart ervoor zit.â€
Forse aanslag
In Nederland komen er jaarlijks 12.000 nieuwe longemfyseempatiënten bij. „Lang niet al deze mensen komen in aanmerking voor het verkleinen van het longvolumeâ€, zegt Versteegh. „De longen moeten door middel van een CT-scan eerst minutieus in beeld worden gebracht. Als daarnaast blijkt dat de longfunctie minder dan 35 procent bedraagt, vergeleken met die van een gezonde leeftijdgenoot, dan kan er aan opereren worden gedacht. Wanneer het totale longweefsel zo ver is aangedaan, heeft verwijderen van een deel daarvan echter geen enkele zin.â€
De Leidse thoraxchirurg, die in 1998 bij ongeveer vijftien emfyseempatiënten delen van de longen verwijderde, sprak toen van vrij spectaculaire resultaten, maar relativeerde dat meteen vanwege de beperkte aantallen en de vraag naar de resultaten op langere termijn.
Inmiddels heeft hij de kijkoperatie bij zo’n veertig longemfyseempatiënten uitgevoerd. „De resultaten op wat langere termijn zijn wisselend. We hebben nu beter zicht gekregen op patiënten die baat kunnen hebben van de ingreep. Het blijft echter een forse aanslag op de conditie, die in de meeste gevallen toch al niet best is. Sowieso moeten patiënten een periode van een tijdelijke vermindering van de longfunctie overbruggen. Dat blijkt sommigen behoorlijk op te breken, met het gevolg dat ze alsnog overlijden.â€
Versteegh weet dat in de andere ziekenhuizen bij bepaalde longemfyseempatiënten de ingreep ook nog steeds wordt toegepast, zij het in heel lage aantallen. Er zijn volgens hem onvoldoende wetenschappelijke publicaties waarin alle aspecten van de ingreep onder de loep worden genomen. Zelf heeft de chirurg ethische bezwaren tegen de manier waarop hij het succes van de behandelingsmethode zou moeten aantonen. „Het lot moet dan beslissen welke patiënt wel en welke niet wordt geopereerd, terwijl beide er even slecht aan toe zijn.â€
Door: A. M. Alblas
Bron: Reformatorisch Dagblad