Een langere wachttijd voor een heup- of knieprothese heeft geen nadelige gevolgen voor het functioneren van patiënten. De meeste patiënten die tot zes maanden wachten op een operatie ervaren geen achteruitgang in functioneren of pijn; sommigen rapporteren zelfs vooruitgang. Dat blijkt uit een internationale literatuurstudie van Ziekenhuis Gelderse Vallei, Diakonessenhuis, ziekenhuis Nij Smellinghe en TNO. Volgens de onderzoekers is het dan ook niet nodig patiënten om die reden voorrang te geven.
In Nederland variëren de wachttijden voor een heupprothese tussen de 3 en 24 weken en voor een knieprothese tussen de 3 en 21 weken. Vanwege patiëntvriendelijkheid doen overheid en ziekenhuizen er alles aan om lange wachttijden te voorkomen. Artsen houden de wachttijden het liefst zo kort mogelijk om eventuele negatieve gevolgen tegen te gaan die het wachten op een operatie kan hebben voor het functioneren van de patiënt. De onderzoekers analyseerden de resultaten van vijftien onderzoeken, waaraan in totaal meer dan 1600 patiënten hebben meegedaan. De resultaten zijn recent gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Osteoarthritis and Cartilage.
Geen nadelige gevolgen
Acht op de tien patiënten die korter dan zes maanden op een knie- of heupprothese wachtten, hebben aangegeven dat zij in die periode niet meer pijn hebben gekregen. Patiënten die wachtten op een heupprothese rapporteerden ook dat hun functioneren niet achteruit is gegaan. Het is onduidelijk of dit ook geldt voor de knieprothese. Wat de effecten zijn van een wachttijd langer dan zes maanden is niet bekend.
Voorrang
Als de wachttijd korter is dan zes maanden is het volgens de onderzoekers niet nodig dat artsen patiënten met voorrang opereren om te voorkomen dat de pijn erger wordt of het functioneren achteruit gaat. Er kunnen echter andere redenen zijn om patiënten met voorrang te opereren. Bijvoorbeeld omdat patiënten erg veel pijn ervaren of door gewrichtsklachten niet meer zelfstandig kunnen functioneren.
Pre-operatief behandelen
Volgens de onderzoekers is meer onderzoek nodig om de gevonden resultaten te bevestigen. Daarin moet, naast zelfrapportage van patiënten, de beoordeling van zorgprofessionals worden meegenomen. Ook is er meer kennis nodig over welke factoren het beloop van gewrichtsartrose en de uitkomst van de operatie beïnvloeden, zodat beter te voorspellen is bij welke patiënten de kans aanwezig is dat het functioneren achteruit gaat. Zij kunnen dan pre-operatief behandeld worden om de resultaten van de operatie en de revalidatie te verbeteren.
Bron: TNO