RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht – voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 404704 / KG ZA 11-1176
Vonnis in kort geding van 15 november 2011
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. G.J. Verduijn te Utrecht,
tegen:
- de naamloze vennootschap Zilveren Kruis Achmea Zorgverzekeringen N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Leiden, - de naamloze vennootschap Interpolis Zorgverzekeringen N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Leiden, - de naamloze vennootschap O.Z.F. Achmea Zorgverzekeringen N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Hengelo, - de naamloze vennootschap Achmea Zorgverzekeringen N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Leiden, - de naamloze vennootschap Avéro Achmea Zorgverzekeringen N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Leiden,
gedaagden,
advocaat mr. T.R.M. van Helmond te Amsterdam.
Eiseres wordt hierna aangeduid als ‘[eiseres]’ en gedaagden tezamen als ‘Achmea’ (in het vrouwelijk enkelvoud).
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 3 november 2011 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. [eiseres] is sinds 1992 een zelfstandig gevestigde fysiotherapeute. In het kader van de uitoefening van de fysiotherapie sluit zij jaarlijks een Overeenkomst Fysiotherapie (hierna: de Overeenkomst) met verscheidene zorgverzekeraars, waaronder Achmea. [eiseres] is gespecialiseerd in (lymf)oedeemtherapie. Voor de behandeling van lymfoedeem door de fysiotherapeut wordt geen termijn gesteld, omdat het gaat om een zogenoemde ‘chronische indicatie’.
1.2. Bij de Overeenkomst voor 2010, gesloten op 27 december 2009, is [eiseres] met Achmea onder meer overeengekomen dat de bepalingen van het Beheersmodel Fysiotherapie onderdeel uitmaken van de Overeenkomst.
1.3. Het Beheersmodel Fysiotherapie bevat onder meer de volgende bepalingen:
“(…)
Artikel 2 Selectieprocedure
1. Gedurende het gehele kalenderjaar worden door Achmea Zorg contractanten geselecteerd waarbij op enig moment in het kalenderjaar sprake is van een afwijking van + of -20% van het behandelgemiddelde van de contractant* ten opzichte van het behandelgemiddelde van de Achmea Zorg.
2. Achmea Zorg zal door middel van een audit, uitgevoerd door een onafhankelijk auditbureau, laten vaststellen of er sprake is van methodisch handelen en of er voldaan wordt aan de richtlijnen van de beroepsgroep. (…)
Artikel 3 Kwaliteitstoetsing
(…)
6. Indien de contractant weigert mee te werken of tijdig mee te doen aan de verplichte eerste en/of tweede audit wordt dit beschouwd als “niet voldoen aan de kwaliteitseisen” en wordt direct overgegaan naar de in artikel 6 van het Beheersmodel genoemde consequenties.
(…)
Artikel 6 Consequenties bij het niet voldoen aan de overeengekomen kwaliteitseisen
Als uit het beheersmodelproces blijkt dat de contractant niet aan de overeengekomen kwaliteitseisen voldoet of heeft voldaan heeft dit de volgende consequenties:
* Na afloop van het kalenderjaar waarop de selectie (zoals beschreven in artikel 2) betrekking heeft vindt een eindafrekening bij de contractant plaats, waarbij de contractant het gerealiseerde (gewogen) behandelgemiddelde dat boven het gerealiseerde (gewogen) behandelgemiddelde van Achmea Zorg uitkomt, aan Achmea Zorg terug dient te betalen.
(…)
* De overeenkomst wordt voor minimaal één jaar beëindigd, Indien de contractant opnieuw een contract met ons aan wil gaan, dient de contractant een nieuwe audit met goed gevolg afgerond te hebben.
(…)
Artikel 7 Overige bepalingen
(…)
2. De contractant is verantwoordelijk voor het informeren van zijn patiënten over het aanleveren van de patiëntendossiers aan de auditoren van het geselecteerde auditbureau. De wijze waarop dit gebeurt, is vormvrij en kan door de fysiotherapeut zelf worden ingevuld rekening houdend met de geldende wet- en regelgeving.
(…)”.
1.4. Van alle fysiotherapiepraktijken die meer dan 20% afwijken van het Achmea behandelgemiddelde wordt via een loting een aantal geselecteerd. De geselecteerde praktijken worden vervolgens onderworpen aan een audit, teneinde te controleren of zij voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen.
1.5. Het behandelgemiddelde van [eiseres] over de periode 1 januari 2010 en 31 mei 2010 wijkt met meer dan 20% af van het behandelgemiddelde van Achmea.
1.6. Bij brief van 20 augustus 2010 heeft Achmea [eiseres] meegedeeld dat zij is geselecteerd voor het laten uitvoeren van een eerste audit in het kader van het Beheersmodel.
1.7. [eiseres] heeft bij brief van 24 augustus 2010 aan Achmea meegedeeld dat zij geen doorsnee fysiotherapiepraktijk heeft, omdat zij voornamelijk lymfoedeemtherapie toepast. Vervolgens heeft zij Achmea verzocht de selectie voor de audit te heroverwegen. Achmea heeft vastgehouden aan het laten uitvoeren van een audit. Partijen hebben daarover nog nader gecorrespondeerd.
1.8. Achmea heeft bij brief van 27 april 2011 aan [eiseres] meegedeeld dat de uitkomst van de Kwaliteitstoets negatief is, omdat [eiseres] niet heeft willen meewerken aan de audit. Voorts is meegedeeld dat dit betekent dat [eiseres] niet voldoet aan het Methodisch Handelen en de Richtlijn Verslaglegging waardoor niet is aangetoond dat zij voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen.
1.9. Bij brieven van 21 december 2010, 24 januari 2011 en 3 februari 2011 heeft Achmea een aanbod aan [eiseres] gedaan voor een Overeenkomst voor 2011. [eiseres] heeft geweigerd deze overeenkomsten te ondertekenen.
1.10. Zorgverzekeraars Nederland (ZN) behartigt de belangen van de ondernemingen die in Nederland zorgverzekeringen aanbieden. Achmea is als zorgverzekeraar lid van ZN.
1.11. ZN heeft een Protocol materiële controle (hierna: het Protocol) opgesteld waaraan Achmea zich heeft gecommitteerd. In het Protocol wordt onder materiële controle verstaan een onderzoek waarbij de zorgverzekeraar nagaat of de door de zorgaanbieder in rekening gebrachte prestatie is geleverd (‘rechtmatigheid’) en die geleverde prestatie het meest was aangewezen gezien de gezondheidstoestand van de verzekerde (‘doelmatigheid’). Voorts wordt in het Protocol vermeld dat de zorgverzekeraar ten behoeve van materiële controle geen gebruik maakt van tot de persoon herleidbare gegevens betreffende iemands gezondheid, tenzij uit onderzoek met niet tot de persoon herleidbare gegevens aanwijzingen naar voren komen die een redelijk vermoeden van ondoelmatig dan wel onrechtmatig handelen oproepen.
1.12. Het Protocol maakt onderdeel uit van de door ZN opgestelde Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Zorgverzekeraars (N-10-1015) (hierna: de Gedragscode).
1.13. In de Staatscourant 2011 nummer 12593 van 13 juli 2011 “Bekendmaking Ontwerpbesluit Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Zorgverzekeraars” heeft het College bescherming persoonsgegevens een voornemen bekend gemaakt om te verklaren dat de Gedragscode met bijbehorend het Protocol een juiste uitwerking vormt van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en andere wettelijke bepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens.
1.14. [eiseres] heeft op 3 november 2011 elf akten van cessie overgelegd, waarbij patiënten van [eiseres] hun vorderingsrecht jegens de verzekeraar aan haar hebben gecedeerd. Alle akten zijn eind september/begin oktober 2011 ondertekend.
2. Het geschil
2.1. [eiseres] vordert na wijziging van eis – zakelijk weergegeven -:
I. Primair Achmea te veroordelen om aan [eiseres] de Overeenkomst Fysiotherapie 2011 aan te bieden, ingaande per 1 januari 2011, althans met [eiseres] in onderhandeling te treden over een overeenkomst voor het jaar 2011 vanaf 1 januari 2011, althans vanaf 1 juli 2011, op straffe van verbeurte van een hoofdelijke dwangsom van € 1.000,– per dag dat het aanbieden van de overeenkomst na de betekening van dit vonnis uitblijft;
II. Subsidiair Achmea, althans de gedaagde die het aangaat, te veroordelen om de door [eiseres] aan verzekerden van Achmea reeds verleende en nog te verlenen zorg aan [eiseres] te vergoeden op de wijze en volgens het tarief zoals is bepaald in de tussen partijen gesloten Overeenkomst Fysiotherapie 2010, voor zover de behandeling ten behoeve van bedoelde verzekerden door [eiseres] is aangevangen vóór 1 januari 2011 en voor zover de aanspraak op vergoeding van die zorg uit hoofde van een met Achmea gesloten zorgverzekering aan [eiseres] is of zal zijn overgedragen;
III. Meer subsidiair een in goede justitie te treffen voorziening;
IV. Achmea hoofdelijk te veroordelen in de kosten.
2.2. Daartoe voert [eiseres] het volgende aan.
Achmea maakt misbruik van haar bevoegdheid door [eiseres] geen Overeenkomst voor 2011 aan te bieden. De weigering van Achmea is enkel gegrond op het feit dat [eiseres] zich verzet tegen een door haar als onredelijk ervaren toepassing van het Beheersmodel. Deze handelwijze van Achmea is, gezien de jarenlange relatie tussen partijen, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, althans in strijd met hetgeen een zorgverzekeraar in het maatschappelijk verkeer betaamt. Daarnaast is de opstelling van Achmea in strijd met de mededingingswetgeving. Zij dient als inkoper van zorg met een grote marktmacht transparant, objectief en non-discriminatoir te handelen bij het contracteren van zorgaanbieders.
De contractsvrijheid van een zorgverzekeraar is niet onbegrensd. Gelet op haar machtspositie dient zij zich de gerechtvaardigde belangen van de zorgaanbieder aan te trekken. Achmea heeft als enige belang dat zij in staat is de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de gedeclareerde fysiotherapeutische behandeling te kunnen vaststellen. Die mogelijkheid biedt [eiseres] ook, zij het op een andere wijze dan via het contractuele Beheersmodel. Het Beheersmodel gaat verder dan de wettelijk aan zorgverzekeraars toegekende controlebevoegdheden. Het is ook in strijd met de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en de wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) en derhalve nietig. De specifieke patiëntenpopulatie van [eiseres] brengt mee dat zij een onevenredig grotere kans heeft om geselecteerd te worden voor een audit, dan een praktijk die een gemiddelde patiëntenpopulatie heeft. Er zijn andere, minder ingrijpende mogelijkheden om de rechtmatigheid en de doelmatigheid van gedeclareerde behandelingen te controleren. Zo kan gebruik worden gemaakt van het programma “Kwaliefy” dat Achmea in haar contracteerbeleid verplicht stelt. Ten slotte zijn een aantal bepalingen van het Beheersmodel aan te merken als algemene voorwaarden. [eiseres] vernietigt deze bepalingen omdat zij onredelijk bezwarend zijn.
Na wijziging van eis vordert [eiseres] subsidiair dat Achmea op grond van artikel 13 lid 5 Zvw het volledige tarief voor de behandelingen blijft vergoeden aan haar verzekerden die reeds vóór 1 januari 2011 bij [eiseres] onder behandeling waren.
2.3. Achmea voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Achmea heeft aangevoerd dat de vorderingen van [eiseres] spoedeisend belang ontberen, nu het haar er kennelijk alleen om te doen is met terugwerkende kracht aanspraak te maken op een hoger tarief voor de door haar uitgevoerde behandelingen. Dit komt neer op een geldvordering in kort geding die met grote terughoudendheid moeten worden behandeld. Anders dan Achmea heeft betoogd, heeft [eiseres] voldoende spoedeisend belang gesteld om te kunnen worden ontvangen in haar vorderingen. Meer in het bijzonder bestaat haar spoedeisend belang er in dat zij thans beoordeeld wenst te zien of zij voor 2011 (alsnog) de behandelingen volledig in rekening kan brengen bij Achmea, omdat zij anders aanzienlijke schade lijdt. De verzwaarde eis voor geldvorderingen in kort geding, zo de vorderingen al als zodanig moeten worden gekwalificeerd, ziet op de criteria, het spoedeisend belang daaronder begrepen, die van belang zijn voor de toewijsbaarheid van dergelijke vorderingen in kort geding en niet op de vraag of de vordering ontvankelijk is in kort geding. Het voorgaande verweer faalt derhalve.
3.2. Kern van het geschil is de vraag of Achmea op goede gronden weigert de Overeenkomst voor 2011 aan [eiseres] aan te bieden. Achmea heeft aangevoerd dat zij op grond van het contractueel overeengekomen Beheersmodel [eiseres] voor één jaar kan uitsluiten, omdat [eiseres] niet voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen van Achmea. [eiseres] heeft immers geweigerd mee te werken aan de verplichte eerste audit en op grond van artikel 3 lid 6 van het Beheersmodel van Achmea wordt dat beschouwd als een negatieve uitslag van de audit, aldus Achmea.
3.3. [eiseres] heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat het Beheersmodel nietig is, omdat het strijdig is met de Wbp en de WGBO. Achmea kan in de visie van [eiseres] niet zonder rechtsgrond de inzage in de patiëntendossiers door auditbureaus afdwingen, omdat zulks neerkomt op een detailcontrole, zoals bedoeld in artikel 1 onder cc Regeling zorgverzekering. Achmea betwist de nietigheid.
3.4. Het Beheersmodel van Achmea bestaat uit een tweetrapsraket teneinde te kunnen waarborgen dat zorgaanbieders voldoende methodisch handelen waardoor het leveren van onnodige zorg wordt vermeden. Bij de eerste trap wordt op basis van een selectiecriterium bekeken of een zorgaanbieder opvalt voor wat betreft het gemiddeld aantal door hem verrichte behandelingen ten opzichte van het gemiddeld aantal behandelingen dat binnen zijn vakgebied gewoon is. In het kader van dat selectiecriterium wordt het aantal behandelingen van de zorgaanbieder gedeeld door het aantal door hem behandelde verzekerden. Het behandelgemiddelde dat Achmea in aanmerking neemt bestaat uit het totaal aantal behandelingen binnen dat vakgebied te delen door het totaal aantal behandelde verzekerden. Deze eerste selectie is slechts een risico-indicator voor Achmea op basis waarvan zij beslist of een gedetailleerd onderzoek geïndiceerd is. Naar voorlopig oordeel is deze risicoselectie conform de afspraken uit het Protocol nu geen gebruik wordt gemaakt van tot de persoon herleidbare gegevens. Indien het behandelgemiddelde meer afwijkt dan 20% van het behandelgemiddelde van Achmea doet Achmea nader onderzoek. Op basis hiervan volgt de tweede trap namelijk de audit. Tijdens de audit wordt de verslaglegging van alle dossiers getoetst van patiënten die in een bepaalde periode zijn behandeld. Het Protocol biedt de mogelijkheid voor dit onderzoek op dossierniveau in het kader van de hiervoor onder 1.11 vermelde controle naar rechtmatigheid en doelmatigheid. Op grond hiervan is de voorzieningenrechter van oordeel dat het Beheersmodel niet in strijd is met het Protocol.
3.5. Nu als uitgangspunt heeft te gelden dat het Beheersmodel niet in strijd is met het Protocol dient de vraag beantwoord te worden of het Protocol strijdig is met de Wbp of enige andere wettelijke bepaling betreffende de verwerking van persoonsgegevens. Deze vraag dient ontkennend te worden beantwoord. Het Protocol is geïntegreerd in de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Zorgverzekeraars die is opgesteld door ZN. Bij verzoekschrift van 29 december 2010 heeft ZN het College bescherming persoonsgegevens (CBP) verzocht een verklaring af te geven in de zin van artikel 25, eerste lid Wbp. Dit houdt in dat het CBP kan verklaren dat de in de Gedragscode opgenomen regels, gelet op de bijzondere kenmerken van de sector of sectoren van de samenleving waarin de verzoekende partij werkzaam is, een juiste uitwerking vormen van deze wet of van andere wettelijke bepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens. Zoals hiervoor onder 1.13 reeds vermeld heeft het CBP een ontwerpbesluit genomen waarin zij positief verklaart. Op grond van het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eiseres] het tegendeel niet aannemelijk heeft gemaakt. Bovendien ligt op grond van artikel 7 van het Beheersmodel de verantwoordelijkheid omtrent de verstrekking van de dossiers in overeenstemming met de wettelijke bepalingen betreffende persoonsgegevens bij de zorgaanbieder. Het is derhalve (ook) een taak voor [eiseres] om een en ander op juiste wijze te doen.
3.6. Los van de stelling van [eiseres] dat het Beheersmodel strijdig zou zijn met de wettelijke bepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens, heeft zij nog de volgende inhoudelijke bezwaren tegen het beheersmodel aangevoerd.
3.7. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat het behandelgemiddelde een oneerlijke selectie oplevert, nu zij een gespecialiseerde fysiotherapeute is. Dit standpunt wordt niet gevolgd. Het is onvermijdelijk dat bij een eerste risicoselectie een puur getalsmatige schifting plaatsvindt aangezien er geen gebruik mag worden gemaakt van tot de persoon herleidbare gegevens. Achmea heeft deze wijze van selecteren enigszins gecorrigeerd door een afwijkmarge van 20% te hanteren. Overigens heeft [eiseres] niet betwist dat zij, zoals aangevoerd door Achmea, ook ten opzichte van andere fysiotherapeuten, die eenzelfde patiëntenpopulatie hebben als zij, bovengemiddeld scoort wat het aantal behandelingen betreft. Het feit dat [eiseres] in voorgaande jaren niet is geselecteerd voor een audit, brengt nog niet mee dat [eiseres] op grond daarvan er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij niet voor een audit in aanmerking zou komen. De fysiotherapiepraktijken die een eerste audit moeten ondergaan worden immers nader geselecteerd middels een loting. Achmea heeft onweersproken gesteld dat [eiseres] met haar behandelgemiddelde in de voorgaande jaren ook meer dan de 20% afweek van het behandelgemiddelde van Achmea. Die jaren is zij desalniettemin niet geselecteerd voor het doen van een audit. Daaraan kan zij echter geen rechten ontlenen.
3.8. Voorts heeft [eiseres] de vernietiging ingeroepen van artikel 3 lid 6 in verbinding met artikel 6 van het Beheersmodel, omdat deze artikelen gelet op de artikelen 6:233 sub a en 6:237 onder h van het Burgerlijk Wetboek onredelijk bezwarend voor haar zijn. De voorzieningenrechter is vooralsnog met Achmea van oordeel dat het Beheersmodel, althans de aangehaalde artikelen, niet onredelijk bezwarend zijn voor [eiseres]. Achmea heeft de wettelijke taak om te controleren of (gemeenschaps)gelden en betaalde premies van verzekerden op efficiënte wijze worden aangewend. Om dat te kunnen doen heeft zij de medewerking van de zorgaanbieder nodig. Dat een weigering om mee te werken als ultieme consequentie heeft dat geen nieuwe overeenkomst wordt verworven is bezwarend voor de betrokken zorgaanbieder, maar niet onredelijk bezwarend. Het achterweg laten van consequenties zou immers tot gevolg hebben dat Achmea geen controle-instrument meer in handen heeft en zij haar wettelijke taak niet meer kan uitvoeren. Ook het beroep op de reflexwerking van artikel 6:237 sub h BW gaat niet op, nu [eiseres] bedrijfsmatig handelde en zij geen feiten of omstandigheden heeft gesteld waaruit volgt dat zij een met consumenten vergelijkbare positie inneemt. Reeds hierop stuit het betoog van [eiseres] af. De voorzieningenrechter laat in het midden of de desbetreffende bepalingen uit het Beheersmodel daadwerkelijk moeten worden aangemerkt als algemene voorwaarden.
3.9. Het bovenstaande leidt ertoe dat het beroep op vernietiging van de artikelen 3 en 6 van Beheersmodel niet toewijsbaar is en het Beheersmodel mitsdien rechtsgeldig tussen partijen tot stand is gekomen. Partijen zijn daar dan ook in beginsel aan gebonden.
3.10. Vaststaat dat [eiseres] zich door ondertekening van de Overeenkomst voor 2010 heeft gecommitteerd aan de bepalingen van het Beheersmodel. In artikel 3 onder 6 van het Beheersmodel is bepaald dat de weigering van de contractant, in dit geval [eiseres], om mee te werken aan de (eerste) audit wordt beschouwd als het niet voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen. Er wordt in dat geval direct overgegaan naar artikel 6 van het Beheersmodel. Daarin is onder meer bepaald dat de Overeenkomst voor minimaal één jaar wordt beëindigd en dat wanneer de contractant opnieuw een Overeenkomst wil sluiten met Achmea de contractant eerst een (nieuwe) audit met goed gevolg moet hebben afgerond. Op grond van artikel 6 heeft Achmea derhalve de mogelijkheid om [eiseres] voor één jaar buiten te sluiten en kan zij niet verplicht worden een nieuwe Overeenkomst aan te bieden. Niet is gebleken dat alle contractanten van Achmea niet gelijk worden behandeld. Voor zover [eiseres] zich op het standpunt stelt dat Achmea misbruik maakt van haar machtspositie, heeft zij dat onvoldoende onderbouwd. Op grond hiervan wordt tevens de stelling van [eiseres], dat Achmea in strijd handelt met het mededingingsrecht door geen nieuwe Overeenkomst aan te bieden, verworpen.
3.11. Dat het onverkort handhaven van de overeengekomen voorwaarden door Achmea jegens [eiseres] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, is onvoldoende onderbouwd. De enkele omstandigheid dat [eiseres] reeds gedurende lange tijd met Achmea heeft gecontracteerd is daartoe onvoldoende. Het betoog van [eiseres] dat de straf van uitsluiting voor één jaar te zwaar is omdat er een minder vergaande wijze van controle mogelijk is, te weten het programma “Kwaliefy”, treft geen doel. Achmea heeft immers onweersproken gesteld dat dit programma niet voldoende accuraat is nu de ingevoerde gegevens niet op juistheid gecontroleerd kunnen worden. Zo leidt het invullen van niet behandelingsgerelateerde woorden in “Kwaliefy” niet tot een foutmelding, terwijl die woorden wel als behandeling worden meegenomen. Op deze wijze kan derhalve niet op dossierniveau worden beoordeeld of er voldoende methodisch is gehandeld.
3.12. Overigens heeft Achmea, ondanks de weigering van [eiseres] om haar medewerking te verlenen aan de audit, aan het eind van 2010 aan [eiseres] voor 2011 een Overeenkomst aangeboden. [eiseres] heeft die Overeenkomst niet willen ondertekenen nu daarin wederom het Beheersmodel was opgenomen. Achmea heeft haar aanbod nog tweemaal herhaald, zie hiervoor onder 1.9, maar [eiseres] heeft de Overeenkomst voor 2011 steevast van de hand gewezen. Ook om die reden behoeft van Achmea niet verwacht te worden dat zij eind 2011 nogmaals een aanbod doet voor een Overeenkomst met terugwerkende kracht tot 1 januari 2011.
3.13. Het hiervoor overwogene leidt tot de slotsom dat de overige stellingen van [eiseres] geen bespreking meer behoeven. De primaire vordering zal derhalve worden afgewezen.
3.14. Subsidiair heeft [eiseres] haar eis gewijzigd en aangevuld. Ten behoeve van die eiswijziging heeft zij nog elf akten van cessie overgelegd. Achmea heeft bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging en verzocht die niet toe te staan, nu de wijziging pas twee uur voor de mondelinge behandeling bekend is gemaakt.
3.15. Vaststaat dat de elf overgelegde akten van cessie allen zijn gedateerd eind september/begin oktober 2011. Ondanks dat [eiseres] die akten reeds in haar bezit had, althans geacht moet worden deze reeds in haar bezit te hebben gehad, heeft zij de akten pas twee uur voor de mondelinge behandeling in het geding gebracht en haar subsidiaire eis mede aan de hand daarvan gewijzigd. Dat de grondslag van de vordering niet is gewijzigd ten opzichte van de eerste subsidiaire vordering doet niet af aan het feit dat Achmea, gezien het korte tijdsbestek, niet in de gelegenheid is geweest om de akten inhoudelijk te controleren. Zo heeft Achmea onvoldoende tijd gehad om de akten op alle formaliteiten te controleren, noch heeft zij kunnen verifiëren of de in de akten genoemde personen daadwerkelijk bij haar verzekerd zijn en onder welke voorwaarden. Dat aan Achmea deze kans is ontnomen is in strijd met de goede procesorde waardoor zij in haar verdediging is geschaad. De voorzieningenrechter zal daarom de eiswijziging van [eiseres] niet toestaan.
3.16. Nu Achmea aan de in de dagvaarding genoemde subsidiaire vordering tegemoet is gekomen, heeft [eiseres] geen belang meer bij die vordering, zodat deze, voor zover al gehandhaafd, zal worden afgewezen. Ook de meer subsidiaire vordering zal worden afgewezen, omdat daarvoor geen aanleiding bestaat.
3.17. [eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding, alsmede (deels voorwaardelijk) in de nakosten. De termijn waarop de wettelijke rente over de proceskosten kan worden berekend zal worden bepaald op veertien dagen.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
– wijst de vorderingen af;
– veroordeelt [eiseres] om binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van Achmea begroot op € 1.376,–, waarvan € 816,– aan salaris advocaat, € 560,– aan griffierecht, aan Achmea te betalen;
– bepaalt dat [eiseres] bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is;
– veroordeelt [eiseres] tevens in de nakosten, forfaitair begroot op € 131,– aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 68,– aan salaris en met de deurwaarderskosten gemaakt voor de betekening van dit vonnis indien tot betekening wordt overgegaan;
– verklaart de proces- en nakostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.Th. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2011.
Vindplaats: Rechtspraak.nl
Zilveren kruis vindt dat Adriana teveel behandeld heeft en baseert zich op gemiddelden van collega’s. Dat kan en mag geen maatsstaf zijn. Immers zou het kunnen dat haar patiëntenpopulatie van die populatie van haar collega’s afwijkt en dus meer behandelingen nodig hebben. Ten tweede zou het ook kunnen dat deze minder behandelende collega’s door dit soort dreigementen al zo onder der indruk zijn dat ze te weinig behandelen. Alleen een medicus zou kunnen beoordelen of ze overvloedig en dus inadequaat zou hebben behandeld. Deze zou hiervoor alle gevallen apart moeten bekijken. Ik vermoed dat als men meerdere medici dit zou laten beoordelen er nog wel eens sprake zou kunnen zijn van een behoorlijke redelijkheidmarge.
Ten slotte eist de verzekeraar dan 7000 euro terug, geld voor werk dat daadwerkelijk is verricht. De patiënt is de opdrachtgever en hem/haar is beloofd dat deze zorg door de verzekering wordt gedekt. Deze zou ook wensen dat de therapeute daarvoor adequaat wordt betaald. Als dit nu toch niet zo is zou de verzekeraar dit geld dus bij de patiënt moeten halen. Dit doen ze natuurlijk niet graag om de relatie met de patiënt niet te verstoren. Afhankelijk van de kleine lettertje in de declaratieovereenkomst zou het wel eens zo kunnen zijn dat Adriana dit toch verliest.
Ik ben weer eens blij dat ik zonder contracten werk. Ik hoop dat Adriana hier ook de juiste conclusies uit trekt. Zo ook de patiënten die moeten leren zich zo te verzekeren dat ze geen nadelen ondervinden als ze de keuzevrijheid willen hebben naar een niet gecontracteerde therapeut te gaan. “Ons” KNGF zou hier ook wel eens een wat actievere rol in kunnen spelen. Maar na 2 jaar hier op aandringen werd ook dit jaar in de campagne “geen centje pijn in 2012? Verzeker je van genoeg fysiotherapie”er geen woord aan keuzevrijheid en ongecontracteerde zorg gewijd. Onvoorstelbaar zonde van ook mijn contributiegeld.
Ik wens Adriana veel sterkte in dit voorbeeldproces. Laat dit een waarschuwing en argument zijn voor al diegene die overwegen binnenkort weer contracten te tekenen!
De afgelopen dagen heb ik diverse malen contact gehad met Ariane. De ondersteuning vanuit het KNGF is ronduit dramatisch te noemen. Ze moest het zelf maar uitzoeken. Waar zijn nu al die “deskundige” medewerkers van het bureau?
Betekent dit dat alle leden het maar zelf uit moeten zoek?