Patiënten met chronische lage rugpijn hebben baat bij de cognitief-gedragsmatige “exposure in vivo” behandeling. Hierdoor vermindert de angst om te bewegen en verbetert het dagelijks functioneren.
Dit blijkt uit het promotieonderzoek van Maaike Leeuw. Bewegingsvrees, de vrees dat fysieke bewegingen schadelijk zijn voor de rug, draagt bij aan de ontwikkeling en instandhouding van chronische rugklachten.
Leeuw onderzocht het effect van een cognitief-gedragsmatige “exposure in vivo” behandeling. Tijdens deze behandeling leren deelnemers door blootstelling aan activiteiten die ze normaal vermijden, dat ze een overschatting maken van de mogelijke risico’s die daaraan zijn verbonden (bv. door de rug gaan). Hierdoor stellen ze hun verwachtingen bij en gaan ze minder vermijden, waardoor hun functionele mogelijkheden weer gaan toenemen, ondanks de pijn.
De resultaten van deze studie laten zien dat exposure in vivo doeltreffender is dan reguliere behandeling in het verminderen van bewegingsangst, en minstens zo effectief in het verbeteren van dagelijkse functioneren. De conclusie is dat Exposure in vivo een waardevolle aanvulling is op het bestaande behandelaanbod voor patiënten met chronische rugpijn.
Ook testte Leeuw verschillende meetinstrumenten voor pijngerelateerde vrees. Hierbij bleek dat de elektronische versie van de PHODA (Photograph Series of Daily Activities) een betrouwbaar en valide instrument is om de verwachte schadelijkheid van activiteiten te meten.
Bron: ZonMw