Cognitieve gedragstherapie bij chronisch vermoeidheidssyndroom

47

Cognitieve gedragstherapie en graded exercise therapie zijn veilig en effectief bij de behandeling van patiënten met een chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS). Dat blijkt uit een artikel van een Engelse onderzoeksgroep dat vandaag in The Lancet online wordt gepubliceerd. In een begeleidend commentaar stellen onderzoekers van het UMC St Radboud, dat in vervolgonderzoek gericht gezocht moet worden naar de werkzame bestanddelen in deze therapieën. Daarmee is de aanpak van CVS verder te verbeteren.

- tekst gaat verder na deze advertentie -


FysioVacature, de vacaturesite voor de fysiotherapeut

Het chronisch vermoeidheidssyndroom kan met diverse therapieën worden aangepakt. Uit verschillende onderzoeken kwam de afgelopen jaren naar voren dat cognitieve gedragstherapie en graded exercise therapie positieve resultaten opleveren. Tegelijkertijd rapporteren patiëntenverenigingen dat de therapie voor sommige patiënten niet veilig zou zijn en dat ook met adaptive pacing therapie goede resultaten worden geboekt.

Minder klachten en beperkingen
Een Engelse onderzoeksgroep publiceerde onder leiding van White, Chalder en Sharpe in The Lancet een vergelijking tussen deze drie verschillende therapieën. Cognitieve gedragstherapie richt zich vooral op verandering van gedrag en opvattingen rondom vermoeidheid. Graded exercise therapie vermindert de vermoeidheid door langzaam de fysieke activiteit op te voeren en de fitheid van de patiënt  te verbeteren. Adaptive pacing is gericht op aanvaarding van de chronische aandoening en helpt de patiënt zich daaraan aan te passen.

Prof dr Gijs Bleijenberg en dr Hans Knoop, respectievelijk hoofd en onderzoeker bij het Nijmeegs Kenniscentrum voor Chronische vermoeidheid van het UMC St Radboud, schreven op verzoek van the Lancet een commentaar bij het vandaag gepubliceerde Engelse onderzoek, waaraan meer dan 600 patiënten met het chronisch vermoeidheidssyndroom deelnamen. Het onderzoek wijst uit dat patiënten na cognitieve gedragstherapie of graded exercise duidelijk minder vermoeidheidsklachten en beperkingen hebben dan de patiënten die deelnamen aan de pacing therapie.

Werkzame bestanddelen
Bleijenberg: “Dit is een belangrijk onderzoek. Het is niet alleen het meest grootschalige onderzoek naar de behandeling van CVS tot nu toe, maar het laat óók zien dat een benadering die ervan uitgaat dat CVS behandelbaar is, de meeste kans op succes geeft. De onderzoeksgroep toont bovendien aan, dat cognitieve gedragstherapie en graded exercise ook veilige behandelingen zijn. Aan dat laatste twijfelen sommige patiëntenverenigingen nog wel eens.’’

Opmerkelijk is ook dat de deelnemende patiënten voor het begin van de behandeling minder vertrouwen hebben in de cognitieve gedragstherapie en de graded exercise therapie, dan in de adaptive pacing therapie. Hoewel de resultaten van de twee eerstgenoemde interventies dus positief zijn, profiteert niet iedere CVS patiënt van de behandeling. Een deel van de patiënten herstelt en kan  weer normaal functioneren, maar een deel houdt nog klachten. Knoop: “We weten nog altijd niet waarom sommige patiënten profiteren van deze behandelingen en anderen niet. Daarom schrijven we ook in The Lancet dat er meer onderzoek moet worden gedaan naar de werkzame bestanddelen van cognitieve gedragstherapie. Deze kennis kunnen we dan weer gebruiken om de behandeling nog effectiever te maken.”

Bron: UMC St Radboud

9 REACTIES

  1. Het in de Lancet gepubliceerde onderzoek is verricht onder een populatie chronisch vermoeiden. De patienten zijn o.a. geselecteerd met behulp van de door psychiaters opgestelde Oxford criteria.
    CVS is een uitsluitingsdiagnose en aldus een containerdiagnose.
    De resultaten zijn niet te extropoleren naar de ME/CVS patienten die (voorzover gediagnosticeerd) voldoen aan de Canadese consensus criteria. Deze laatste groep patienten kampt met objectiveerbare inspanningsintolerantie.

    Hoewel dat in het artikel wel wordt gesuggereerd zijn het niet alleen patienten die er van overtuigd zijn dat graded exercise gevaarlijk is.

    Ter illustratie van dit feit een citaat uit de recente RCT van de medicus Nunez.

    Although some studies cautiously conclude
    that exercise therapy is a promising treatment for CFS [14],
    the results of our study tend to support
    the somewhat controversial findings of Twisk and Maes[43]
    that the combination of CBT and GET
    is ineffective and not evidence-based and
    may in fact be harmful in some patients,
    a view supported by various surveys carried out by patient advocate groups [41].
    – link –

    We kunnen de stem van patienten ook niet negeren.
    De Engelse organisatie Action for ME, met als voorzitter een vice-admiraal van de NAVO heeft nog zeer recent een enquete gehouden ( – link –) met de volgende conclusie:

    For exercise on prescription, the results were similar: 52.2% reported that the therapy had made them worse, and only 26.1% reported an improvement.

    De belangrijkste verklaring voor het verschil in resultaten is,zoals eerder gesteld, de selectie van patienten. In Nijmegen en elders heet men psychiatrische patienten welkom.Ernstig zieke ME/CVS patienten ondernemen de reis naar de kliniek niet en zijn op voorhand niet ontvankelijk voor een potentieel gevaarlijke CGT/GET behandeling.

  2. Zeer gevaarlijke en misleidend onderzoek zoals gewend uit Nijmegen. Reactie van dr. Charles Shepherd, adviseur van de
    Engelse ME Association:
    Headline comments from Dr Charles Shepherd, Hon Medical Adviser at the MEA:

    “The largest ever clinical trial into the effects of CBT, GET and adaptive pacing therapy (APT) has produced results that are clearly at serious variance from those reported by the largest ever survey of patient opinion on these forms of treatment.

    We find the trial results extremely worrying because pacing, in the form that the MEA recommends, may as a result no longer be offered as a treatment option in NHS clinics. And at the same time, NICE may well strengthen its inflexible and unhelpful recommendations regarding CBT and GET.

    We also fear that the way in which the results are already being reported in media headlines – eg Got ME? Just get out and exercise, say scientists – will lead some doctors to advise inappropriate exercise regimes that will cause a serious relapse.

    This is not a good day for people with ME/CFS.

    They have a complex multisystem illness that requires a range of treatment options based on their individual symptoms as well as the stage and severity of their illness”

    Arjen

  3. Beste Jan Willem,

    Selectiebias is een bekend fenomeen, zeker als je weinig tot geen ‘signs’ hebt in het te onderzoeken ziektebeeld.

    Hoe meet je een ‘objectiveerbare inspanningsintolerantie’?

    Met groeten,
    Peter van der Salm.

  4. “Hoe meet je een ‘objectiveerbare inspanningsintolerantie’?”
    Peter, als je dat anno 2011 nog niet weet is het slecht gesteld binnen de KNGF!

  5. ruudvermeulen zegt:

    mei 22, 2009 om 3:28 pm | Beantwoorden
    Beste Siem,
    we onderzoeken zowel alle mogelijke oorzaken van chronische moeheid (mitochondriale ziekten bijvoorbeeld) als ook en in het bijzonder ME/CVS. We zijn zelf druk met circulatiestoornissen en inspanningsintolerantie bij ME/CVS en we werken samen met Prof Gow van de universiteit van Glasgow aan gen-activiteit bij ME/CVS.
    groet,
    Ruud

  6. Inspanningsintolerantie, (hét) kenmerk van ME, is relatief eenviudig vast te stellen m.b.v. een dubbele fietstest (24 uur).

    Bij mensen met dit vreemde symptoom neemt de anaerobe drempel en zuurtstofopname met ca. 20% af!

    Daarom werkt die praat-/oefentherapie nooit…

  7. Beste Peter,

    De bias is deze keer geen toeval. De selectie van chronisch vermoeiden met psychiatrische problemen past immers naadloos bij het CGT/GET aanbod – dat mede gelet op de kritiek van patiënten – en wellicht ook de belangen van verzekeringsmaatschappijen broodnodig gelegitimeerd moet worden.

    Geen signs? Biomarkers in overdaad en apparatuur genoeg om vast te stellen dat (groepen) patiënten kampen met een specifiek biologisch vraagstuk. De gemiddelde arts is echter niet op de hoogte…
    Wat te denken van een MRI scan? Zie bijvoorbeeld. – link –
    Wat te denken van een onderzoek naar eiwitten in het hersenvocht? – link –
    Wat te denken van arterial spin labeling om de verminderde bloeddoorstroming naar de hersenen vast te stellen? – link –(10)00566-6/abstract
    En waarom niet eens kijken naar natural killer cell-activity? – link –

    Hoe meet ik objectiveerbare inspanningsintolerantie? Ik zou de aanhalingstekens weglaten omdat diverse indicatoren (VO2max) niet alleen meetbaar zijn, maar ook omdat de test herhaalbaar is. Er zijn verschillende opties voor handen:
    a.Een SPECT-scan om de verminderde zuurstofvoer gedurende het bewegen te meten
    – link –
    b. Een dubbele inspanningstest volgens het Stevens-protocol. Leuk beschreven door deze patient: – link –
    c. Onderzoek doen naar genexpressie tijdens en na het bewegen, zoals Light heeft verricht
    Hier uitgelegd: – link –.
    d. Standaard neurocognitieve testen afnemen zoals beschreven in de meta-analyse van Cockshell: – link –
    e. Immunologische metingen doen zoals bijvoorbeeld: omplement-activatie
    Barainuk in BMC Neurology Zie: – link –
    Natelson, 2005 Zie: – link –
    Nijs e.a. 2010: – link –
    Sorenson 2003: – link –
    Sorenson 2009: – link –
    Casereport: – link –
    f. Een vragenlijst afnemen maar dan wel de juiste… Zie: – link –

    Je kunt ook gewoon de client op z’n woord geloven. Of vertrouwen op autopsie, zoals in het geval van Sophia Mirza die intensief met bewegingstherapie en cognitieve therapie aan de slag is geweest.
    Zie: – link –

Reacties zijn gesloten.