Woensdag 22 december zijn er twee promotieonderzoeken aan de RUG, faculteit Medische Wetenschappen over het herseninfarct:
Promotieonderzoek 1:
The impact of emotional and cognitive changes after stroke, a longitudinal community-based study Â
Vrijwel alle mensen die een herseninfarct (CVA) hebben gehad, krijgen te maken met veranderingen in emotie en cognitie. De veranderingen zijn niet van tijdelijke aard, maar blijven bestaan. Dit stelt Annemarie Visser vast in haar promotieonderzoek. Verder onderzocht ze de impact hiervan op het dagelijks leven van thuiswonende patiënten en hun partners.
CVA-patiënten en hun partners moeten blijvend leren omgaan met de veranderingen, maar aanpassing is niet vanzelfsprekend, aldus Visser. Zo kan de patiënt de cognitieve en gedragsmatige vermogens missen om zich aan te passen of kan de partner overbelast zijn. Volgens de promovendus kunnen haar onderzoeksresultaten bijdragen aan het vormgeven van een betere behandeling.
Vrijwel alle patiënten en hun partners geven aan dat de patiënt in cognitief functioneren, in emotie en in gedrag veranderd is. Slechts tien procent van de patiënten en vijf procent van de partners noemen geen enkele verandering in de patiënt. Verrassend is dat patiënten die een CVA in de linkerhersenhelft hebben gehad het met hun partners eens zijn over deze veranderingen, terwijl partners van patiënten met een CVA in de rechterhersenhelft meer en grotere veranderingen noemen dan de patiënten zelf.
Tussen drie en vijftien maanden na het herseninfarct verbeteren de stemming en de vermoeidheid van patiënten, maar zij blijven wel somberder en vermoeider dan leeftijdsgenoten zonder neurologische aandoening. Voor patiënten die in de rechter hersenhelft zijn getroffen, geldt dat diegenen die een trager mentaal tempo hebben, vaker vermoeid zijn. Toch blijken patiënten die somber zijn en meer klachten over hun cognitief functioneren hebben, niet of nauwelijks slechter te presteren op cognitieve tests dan patiënten die niet somber zijn.
Zowel het activiteitenniveau als het cognitief functioneren kort na het CVA voorspellen in welke mate patiënten tevreden zijn met hun leven vijftien maanden na het CVA. Ook blijkt dat de belasting voor de partner groter wordt naarmate er meer veranderingen in emotie en cognitie optreden.
Promotieonderzoek 2:
Titel Proefschrift Cognitive aftermath of ischemic stroke: a longitudinal community-based studyÂ
Een herseninfarct (CVA) kan leiden tot een breed scala aan cognitieve stoornissen. Cognitieve veranderingen zijn bijvoorbeeld veranderingen in geheugen of probleemoplossend vermogen. Marleen Gerritsen onderzocht – evenals haar collega Annemarie Visser de impact op het dagelijks leven van de patiënt. Er blijken vijftien maanden na het CVA weinig verbeteringen op te treden in vergelijking met drie maanden na het infarct.
Gerritsen stelt vast dat CVA-patiënten trager zijn bij reactietijdtests. Mensen met een infarct in de rechter hersenhelft hebben meer bedenktijd nodig, zowel bij eenvoudige als cognitief complexere tests, terwijl mensen met een infarct in de linkerhelft vooral vertraagd informatie verwerken wanneer die informatie cognitief complexer is. Verder hebben patiënten meer moeite met het expliciet (bewust) leren van informatie, maar geen problemen met het impliciet (intuïtief) leren.
Leeftijd hangt wel samen met expliciete geheugenprestaties: hoewel oudere patiënten de laagste geheugenscores behalen, blijkt de impact van het CVA groter bij de jongere patiënten. Ook het redeneren gaat CVA-patiënten minder goed af en er treedt slechts weinig herstel op in het eerste jaar. Afasie, neglect (een verminderd bewustzijn van één kant van het lichaam en/of de ruimte) en geheugenstoornissen spelen hierin een negatieve rol. Bovendien is de snelheid van informatieverwerken een belangrijke factor. Niet goed kunnen redeneren blijkt een belangrijke negatieve bijdrage te leveren aan het herstel van de dagelijkse activiteiten van de patiënt, zelfs belangrijker dan verlammingsverschijnselen aan arm of been.
De patiënten die al eerder -ongemerkt- een infarct hebben gehad, blijken op de langere termijn meer moeite te hebben met de informatieverwerking en het oplossen van problemen.
Er is geen sterke samenhang tussen depressieve klachten van de patiënt en cognitieve stoornissen. De tevredenheid met het leven is zowel op korte als op lange termijn na het CVA minder in vergelijking met daarvoor. Toch blijven de meeste patiënten relatief tevreden met hun leven. Een hoger activiteitenniveau en een beter geheugen en probleemoplossend vermogen kort na het CVA voorspellen een hogere mate van tevredenheid 15 maanden na het CVA.
Bron: RUG