De invloed van psychosociale factoren op de overgang van acute en subacute lage rugpijn naar chronische lage rugpijn is recent door Heneweer en collegae onderzocht. In SPINE van maart 2007 geven zij hun bevindingen weer.
In het onderzoek hebben 66, door de huisarts verwezen, patiënten met aspecifieke lage rugpijn deelgenomen. Deze patiënten kenden een pijnvrije periode van minstens drie maanden. In de loop van de studie zijn 10 patiënten uitgevallen.
De auteurs hebben gekeken naar het verband tussen enerzijds angstgerelateerd vermijdingsgedrag (FABQ-DLV), kinesiofobie (TSK-DLV), coping (PCI) en screening op risico factoren (ALBPSQ) met anderzijds pijn (VAS), functionele beperkingen (QBPDS-DLV) en herstel na 12 weken. Het herstel na 12 weken was de belangrijkste uitkomstmaat, en werd gemeten door twee vragen met ja of nee te beantwoorden over herstel en werkverzuim.
Geen van de hierboven genoemde psychosociale factoren hadden een voorspellende waarde voor herstel na 12 weken. Wel bleek pijn een voorspeller te zijn voor de overgang van acute en subacute lage rugpijn naar chronische lage rugpijn.
Zo zie je maar dat we ons niet moeten laten meeslepen door de hypes die de laatste tijd de fysiotherapie belagen.
Te vaak wordt tegenwoordig maar aangenomen dat patiënten met pijn lijden aan bewegingsangst en dat fysiotherapeuten maar moeten proberen die angst te doorbreken.
Rugpijnen kunnen zeer reëel zijn. Mag dat dan ook als zodanig worden behandeld zonder meteen naar een standaardoefening of een oefenapparaat te grijpen?
Er is in de fysiotherapie wel meer mogelijk dan een (veredeld?) fitnesscentrum te zijn, of zijn we dat vergeten en worden fysiotherapeuten tegenwoordig zonder die kennis opgeleid?
Beste Francis,
met je eerste zin kan ik een heel eind meegaan.
Over de betekenis van dit onderzoek heb ik een wat genuanceerdere mening.
Het feit dat 1 onderzoek een andere trend laat zien dan meerdere andere onderzoeken stemt tot nadenken. Niets meer of minder dan dat. Ik spreek de hoop uit dat dit design door andere wordt herhaald, het liefst bij een grotere populatie.
Een ander ‘nadeel’ van dit onderzoek vind ik dat er alleen met zelfrapporteerde vragenlijsten is gewerkt. De daadwerkelijk activiteiten die iemand wel of niet doet moeten m.i. niet alleen via vragenlijsten in kaart gebracht worden. Ik heb ook een voorkeur voor het daadwerkelijk meten van activiteiten via o.a. performance tests.
vr. gr.
Edwin de Raaij
Beste Edwin,
het is in dit geval niet zo dat één onderzoek een andere trend laat zien dan meerdere andere onderzoeken. Dat dit zo lijkt komt omdat de uitkomst van de uitgevoerde cross sectionele onderzoeken blijkbaar beter is blijven hangen in ft nederland. In deze cross sectionele onderzoeken is een associatie aangetoond tussen fear avoidance en chronische lage rugklachten. Dit zegt echter niets over de aard van het verband. Pincus et al publiceerden in december van het afgelopen jaar een systematische review naar de prognostische waarde van fear avoidance en selecteerden daarvoor uitsluitend prospectieve cohort studies. Dit is een onderzoeksdesign dat wel geschikt is om de prognostische waarde van een variabele te onderzoeken. Zij concluderen op basis van negen studies dat er maar weinig bewijs is voor een voorspellende waarde van fear avoidance voor chronische lage rugklachten. En als het al bestaat is het effect klein. Ons onderzoek bevestigd dus eigenlijk de trend. Blijkbaar is het zo dat je van fear avoidance geen chronische rugklachten krijgt, maar van chronische rugklachten wel fear avoidance……
Wat wel opvalt is dat andere psychische variabelen zoals met name distress wel een voorspellend vermogen hebben.
vr gr
Henri Kiers
Beste Henri,
bedankt de heldere uitleg.
Ik was niet op de hoogte van de review van Pincus et al, zeer lezenswaardig. Dit werpt een sterk genuanceerder licht op ‘fear avoidence’.
Pincus et al dragen alternatieve modellen aan voor ‘avoidence behavior’. De ‘social-believe approach’ doet mij sterk denken aan het ‘Common Sense Model’.
Zou het interessant zijn om in vervolgonderzoek de IPQ-K mee te nemen?
een vriendelijke groet
Edwin
Maar blijkbaar wel de pijn/ pijnbeleving en de waarde die de deelnemers daaraan toekennen. Om vervolgens te spreken over hypes die de fysiotherapie belagen gaat een brug te ver. Fysiotherapie als samenhangend en effectief geheel zoas wij dat (ik altahans) vroeger geleerd hebben bestaat ook helemaal niet. Er is buiten begeleiding natuurlijk herstel geen meerwaarde in fysiotherapie. Goede voorlichting hierover aan patienten daar schort het vanuit het werkveld nog al eens aan. Het overgrote deel van klachten waar men mee bij de fysiotherapeut aanklopt gaan ook zonder diens interventie over. Participatie in ADL en werk zijn het belangrijkst. Of zijn al diegenen die nooit van de diensten van de fysiotherapie gebruik maken van een andere fysiologische soort? Zelf fysiotherapeut en sporter zou het niet in mijn hoofd halen om mijn heil te zoeken bij een collega. Tot nu toe gaat alles inderdaad binnen de daartoe gegeven tijd vanzelf over. ;)
Groet,
Rob
Beste Francis, Henri en Edwin,
Is vermijdingsgedrag en bewegingsangst niet vaak te wijten aan de iatrogene component die wij (en de verwijzend arts) inbrengen in het proces?
Op momenten dat de arts (FT) aangeeft dat de opgetreden pijn aanleiding dient te zijn tot (vaak onnodige) voorzichtigheid bij bewegen, stimuleren van passieve coping etc. is de medicus ‘schuld’ aan vermijdingsgedrag en bewegingsangst en dan moet de dit zich realiserende FT via de ‘HYPE’ werken aan het doorbreken van die angst.
Hmmm, ik had hier toch wel een reactie van Peter v.d. Salm verwacht!
Beste Ben,
Als je kijkt naar een aantal grote pathologiegebieden zoals RA, arthrose, hartklachten, longklachten, nek- en rugklachten, dan valt op dat de medische vermijdingsaanpak uit het nabije verleden -hoe goed bedoeld ook- meestal volkomen verkeerd was.
Bij CRPS-1 was dat tot voor kort ook het geval.
Ik onderschrijf dus de waarneming van collega Frank Klomp.
Met groeten,
Peter van der Salm.