Ruim één op de drie nieuwe gevallen van de ziekte van Parkinson wordt niet altijd als zodanig herkend. Dit betekent een aanzienlijke mate van onderdiagnose en waarschijnlijk van onderbehandeling in de algemene bevolking. Hogere innames van onverzadigde vetzuren en van vitamine B6 lijken de kans op het ontstaan van Parkinson te verminderen. Deze conclusies trekt Lonneke de Lau van het Erasmus MC in haar proefschrift waarop zij op 1 februari 2006 promoveert.
Volgens de huidige cijfers telt Nederland zo’n 50.000 patiënten met de ziekte van Parkinson. Jaarlijks komen daar zo’n 8.000 nieuwe patiënten bij. De exacte oorzaak van de ziekte is niet bekend. De klinische verschijnselen ervan, zoals het trillen bij rust en gestoorde houdingreflexen, ontstaan door het afsterven van dopamine- producerende zenuwcellen in de hersenstam. Cijfers tot nu toe zijn vooral gebaseerd op gecontroleerde patiëntengroepen in ziekenhuizen, of op bestaande registratiesystemen. De Lau deed voor het eerst onderzoek naar de ziekte van Parkinson in de algemene bevolking in een dermate grote omvang en uitgebreide opzet, dat de resultaten ook daadwerkelijk zijn te vertalen naar de algemene bevolking.
De Lau vond ook dat personen die nog geen lichamelijke verschijnselen van Parkinson vertoonden, maar wel subjectieve klachten hadden als stijfheid, trillen, traagheid en een onvast gevoel of vallen, een significant verhoogd risico hadden om later de ziekte van Parkinson te ontwikkelen. Mogelijk heeft het gebrek aan dopamine dus al subtiele verschijnselen tot gevolg vóórdat de kenmerkende Parkinson-afwijkingen optreden. Een vragenlijst over subjectieve klachten zou in de toekomst dan ook kunnen helpen om vroege gevallen van de ziekte op te sporen.Â
Bron: Eramsmus MC