Op grond van meting van de spieractiviteit zou het al vroeg na een ongeluk mogelijk zijn om vast te stellen of iemand chronische pijn zal ontwikkelen. Daarnaast lijkt een nieuwe vorm van feedback goede mogelijkheden te bieden om RSI-klachten te behandelen. Dit stelt prof.dr.ir. Hermie Hermens. Hij aanvaarde vandaag de hoogleraarspost Neuromusculaire Bewegingssturing aan de Universiteit Twente.Bij een whiplash is al een week na het ongeluk met redelijke zekerheid vast te stellen of de patiënt chronische pijnklachten zal ontwikkelen, stelt Hermens in zijn oratie. Om dit te betrouwbaar genoeg te kunnen doen is eerst wel een test nodig die EMG-metingen (spieractiviteit) combineert met vragenlijsten. Maar uit onderzoek waarin whiplash patienten enige tijd zijn gevolgd, blijkt al dat zo vroeg onderscheid gemaakt kan worden tussen mensen die snel zullen herstellen en mensen die chronische pijn zullen ontwikkelen. Dit is mogelijk door te kijken naar de manier waarop de patiënten bewegen en hun spieren gebruiken.
Geen schade, wel pijn
Diagnostiek en behandeling van chronische pijn staan nog in de kinderschoenen, aldus Hermens. De moeilijkheid zit er vaak in dat er geen beschadiging kan worden aangewezen als oorzaak. Zowel bij een whiplash als bij chronische lage rugpijn is meestal geen schade of vervorming te vinden. Dit is voor Hermens reden om te onderzoeken welke informatie is te halen uit de manier waarop mensen met chronische pijnklachten bewegen. Hij vergelijkt in zijn oratie een aantal modellen die een relatie leggen tussen de relatie tussen chronische pijn en bewegingssturing. De verklaringen lopen sterk uiteen, vandaar de noodzaak tot experimenteel onderzoek bij onder meer whiplash- en RSI-klachten. De belangrijkste uitkomst is dat whiplash-patiënten meer moeite hebben hun spieren te ontspannen na een oefening die zij moeten uitvoeren. Daarnaast hebben zij bij het uitvoeren van de oefening de neiging hun spieren juist sterker aan te spannen dan patiënten zonder gestoorde motoriek. Deze onbalans in spanning en ontspanning is ook te zien bij RSI. Theoretische modellen zeggen dat steeds dezelfde spiergroepen “de klos zijn”, met als gevolg chronische vermoeidheid en beschadiging van de spiervezels. Om dit te kunnen onderzoeken, volstaat een gewone EMG-meting niet, omdat die veel te grof is. Een alternatief is de multi-elektrodenmeting die Hermens in zijn oratie beschrijft: daarmee is het beter mogelijk details in de spieractiviteit te volgen.
MyoFeedback
Inmiddels zijn volgens Hermens ook goede resultaten gehaald met het geven van myofeedback: het terugkoppelen van “spier-informatie” naar de patiënt. Via een hesje wordt spieractiviteit in nek en schouders gemeten; ontspant de proefpersoon niet genoeg, dan voelt hij of zij een trilling. De meerderheid van de proefpersonenen spant na vier weken de spieren beduidend minder aan bij standaardtaken. Dit leereffect blijft vaak zelfs doorwerken na de proef: de spanning neemt nadien nog verder af. Een meerderheid van de behandelde mensen geeft aan minder pijnklachten te hebben.Bron: Universiteit Twente