Heeft warming-up zin? Dat hangt ervan af wat je eronder verstaat. Neem het rekken en strekken, waarbij vooral hardlopers hun ledematen in pijnlijke standen wringen. Zo hopen zij hun spieren langer te maken, wat tegen blessures zou beschermen.
Nou, vergeet het maar. Die bescherming is nooit bewezen. Wel is bij proefdieren gebleken dat een spier langer wordt als je hem 24 uur continu oprekt. Wie even met gestrekte benen zijn handen tegen de grond duwt, hoeft dus niet op enig heil te rekenen.
Voor sommige sporten, zoals ballet en turnen, is rekken wel nuttig, maar om een andere reden: je verlegt de pijngrens. Armen en benen sputteren dan minder tegen als je ze strekt, zodat je extremere houdingen kunt aannemen.
Voor het overige kun je beter inlopen, inslaan, inrijden, inzwemmen enzovoort. Deze letterlijke vormen van warming-up, bedoeld om de spieren warmer te maken, hebben wél een algemeen aantoonbaar nut. Ze verhogen de temperatuur in de spieren met een paar graden. De enzymen werken dan sneller, zodat de prestaties beter worden. Dat is in 1945 al bewezen. Toen bleek dat fietsers een ritje van 14 seconden met anderhalve seconde bekortten als ze waren ‘ingereden’.
Dit voorverwarmen lijkt ook nuttig tegen blessures, en dan vooral tegen de zweepslag: een acute, pijnlijke scheur in het vlies rondom de spier. Zulk leed lijkt zich iets vaker voor te doen bij mensen die niet opgewarmd zijn, maar echt bewezen is dat niet.
Dan is er nog een derde vorm van warming-up: oefeningen, toegespitst op een specifieke sport. Zweedse onderzoekers rapporteerden er onlangs over. Ze gaven handballers voorafgaand aan de training evenwichtsoefeningen en instructies over de landing, met de bedoeling om de kans op knie- en enkelblessures te verminderen. Dat had succes: het aantal kwetsuren werd gehalveerd. Het is echter de vraag of dit kwam door de ‘warming-up’ of door de bewustwording van de gevaren en de goede landingstechnieken die de spelers zich eigen maakten.
Warming-up, en dan vooral het rekken en strekken, geldt op menig sportveld als een vast ritueel. Het is opgekomen in de jaren zeventig, toen de overheid lichaamsbeweging begon te promoten in de strijd tegen hart- en vaatziekten. Omdat het aantal blessures toenam, moest er ook voorlichting komen over warming-up, want daarmee zou je de spieren beschermen. Dat blijkt achteraf dus grotendeels onzin, maar ingesleten gewoontes krijg je niet zomaar weg.
Auteur: Sander Becker
Bron: Trouw
Spieren worden anatomisch inderdaad niet langer door rekken, uitgaande van normale rektijden. Maar ze worden er zeker wel rekbaarder door. Dat gezegd hebbende, is het ook weer waar dat rekoefeningen in wetenschappelijk onderzoek (onderzoeken?) hebben bewezen blessures niet of nauwelijks te verminderen.
Dus voorlopig (alleen) blijven doen als het goed voelt of als je rekbaarheid nodig hebt, zoals bij bijvoorbeeld karateka (nee, Nigel, dat bedoel ik niet…).
En natuurlijk bij de revalidatie bij een serieuze wekendelenaandoening, op het daartoe aangewezen tijdstip.