Leerlingen die drie maal per week al bewegend taal- en rekenles krijgen, kunnen beter rekenen en spellen. Al na twee jaar boeken zij een leerwinst van 5 maanden. Dat ontdekten onderzoekers van het Universitair Medisch Centrum Groningen en de Rijksuniversiteit Groningen tijdens het experiment ‘Fit & Vaardig op school’. Bovendien concentreren leerlingen zich na de Fit & Vaardigles beter op hun taken in de les erna.
Kinderen in het basisonderwijs zitten bijna de hele dag stil. Zou het niet mooi zijn als zij tijdens de les bewegen en daarmee ook hun schoolprestaties te verbeteren? Om dat uit te vinden ontwikkelden de onderzoekers het programma Fit & Vaardig. Zij onderzochten de effectiviteit daarvan in groep 4 en 5, in het kader van Onderwijs Bewijs, een project van het ministerie van OCW waarin via wetenschappelijke experimenten kennis wordt verzameld over wat wel en niet werkt.
Staatssecretaris Sander Dekker: “We hebben vanuit het ministerie met scholen afgesproken dat kinderen minimaal twee uur gym krijgen en bij voorkeur zelfs drie. Dat is soms best een puzzel om voor elkaar te krijgen, met alle andere belangrijke lessen die kinderen ook mee moeten krijgen. Dit onderzoek laat zien dat het heel goed werkt om bewegen met de gewone lessen te combineren. Kinderen worden gezonder en pikken rekenen en taal beter op. Dit onderzoek is een aanmoediging voor scholen om daar ook mee aan de slag te gaan.”
Joggen
Tijdens de Fit & Vaardiglessen, die drie maal per week een half uur duren, krijgen de leerlingen rekenen en taal. De lessen behandelen het automatiseren en herhalen van de lesstof en sluiten aan op bestaande methodes. Op het digibord verschijnen opdrachten en de leerlingen moeten door een beweging te maken een antwoord geven op een vraag. Bijvoorbeeld een woord spellen door een sprong te maken bij elke uitgesproken letter. Tussen de opdrachten door doen ze een basisbeweging, zoals joggen.
Goede gezondheid
De leerlingen leren niet alleen beter rekenen en spellen, en zich beter concentreren, maar de Fit & Vaardiglessen zijn ook goed voor hun gezondheid. De body mass index (BMI) van groep 5-leerlingen die meededen aan het programma was na één jaar gelijk, terwijl de BMI van de controlegroep die de gewone lessen volgde, was toegenomen.
Matig tot intensief bewegen
Bewegen tijdens de les heeft dus een positieve invloed. Maar welk soort bewegen werkt nu beter? Matig tot intensief bewegen zoals springen? Of complex bewegen waarbij meer cognitieve activiteit wordt verlangd, zoals een ingewikkelde turnoefening? Om dat uit te vinden, is het onderzoek Bewegen en leerprestaties gestart.
Onderzoekers hebben eerst een meta-analyse gedaan en zullen vervolgens twee interventies in de schoolpraktijk uitvoeren. In de meta-analyse zijn onderzoeken bestudeerd waarin leerlingen een matig tot intensief fysieke activiteit kregen aangeboden, zoals lopen op een loopband of een balspel. Doel van de activiteit was hun schoolprestaties en executieve functies – leervaardigheden die ze nodig hebben om een taak doelgericht uit te voeren – te verbeteren. In deze studies sportten de kinderen overigens niet zoals bij Fit & Vaardig tijdens maar buiten de les. Bijvoorbeeld in de pauze, tijdens het bewegingsonderwijs of meteen na schooltijd.
Uit de meta-analyse blijkt dat matig tot intensief fysieke activiteit buiten de lessen een positief effect heeft op executieve functies, zowel direct na het bewegen als op de lange termijn na 3 tot 9 maanden.
Hersenactiviteit
Of deze manier van bewegen ook invloed heeft op de schoolprestaties – zoals de Fit & Vaardig-lessen dat hebben – werd niet duidelijk uit de meta-analyse. Wel laten voorlopige resultaten een klein tot middelgroot effect van fysieke activiteiten op de hersenactiviteit zien. Er zijn in elk geval voldoende aanwijzingen om de invloed van bewegen op de schoolprestaties en op de hersenen nader te onderzoeken, wat dan ook gebeurt in het vervolgonderzoek in de praktijk.
Bron: rug.nl
In alle boeken, die tot ongeveer 1960 verschenen binnen de domeinen pedagogie en gymnastiek/ lichamelijke opvoeding, die gedragen door goed uitgevoerde wetenschap over de juiste lichamelijke opvoeding/ ontwikkeling van kinderen (voorwaardelijk voor gedrag en leervermogen vlg Montessori), is deze de leerprestaties bevorderende lichamelijke activiteit krachtig neergezet. Het is biologisch dan ook goed te verklaren, daarvoor heb je dit soort epidemiologische studies niet eens nodig. Montessori was arts en begreep het gelijk opgaan in ontwikkeling van lichaam en cognitie als geen ander nadien, op de dragers van de common sense ook in onze eigen bevolking na (onze””opa’s en oma’s) .
Er is kennelijk veel zorg over de leerprestaties van de jeugd, terwijl de zorg over de snel achteruitlopende algemene motorische conditie van de kinderen ( rugpijnen, vermoeidheidssyndromen, blessureleed ) volstrekt langs andere route met epidemiologisch onderzoek. Als we een “kennismaatschappij” willen ontwikkelen en jakkeren achter “excellentie”‘ , zonder de algemene lichamelijke gezondheid van de jeugd centraal te stellen, dan gaat onze economie en algemeen welzijn daar nog steviger van leiden, dan dat ze nu al doen.
De Overheid heeft een zeer belangrijke taak in de preventie op lifestyle diseaeses bij het kind, maar heeft het ooit goed geborgde hygiëne- en preventieveld rond houding en bewegen uit haar handen laten glippen.Onze jeugd heeft niet zomaar “de toekomst”meer.