Voldoende lichaamsbeweging geeft geen garantie dat jongeren geen depressie ontwikkelen. Wel kan aan een depressieve periode een periode van minder lichamelijke activiteit voorafgaan en worden jongeren met depressieve symptomen gemiddeld lichamelijk minder actief. Tot slot blijkt niet iedereen een betere stemming te krijgen van voldoende lichaamsbeweging – ongeacht of men depressieve symptomen vertoont of niet. Nikolaos Stavrakakis vond deze opmerkelijke resultaten in zijn promotieonderzoek.
Wetenschappers gaan er vanuit dat lichamelijke activiteit kan helpen om depressieve symptomen te verminderen. Daarom wordt het ook voorgesteld als alternatieve behandeling voor depressie. Maar er is nog geen hard wetenschappelijk bewijs dat iedereen baat heeft bij lichaamsbeweging. Stavrakakis onderzocht daarom de relatie tussen lichamelijke activiteit en depressieve symptomen in jongeren en volwassenen. Hij maakte daarvoor gebruik van onderzoeksgegevens uit twee studies: de grote cohortstudie TRAILS (Tracking Adolescents’ Individual Life Survey) en de kleinere dagboekstudie MOOVD (Mood and Movement in Daily Life).
Stavrakakis vindt dat er in eerder onderzoek te veel is gekeken naar het effect van lichamelijke activiteit op depressie en te weinig naar de andere kant van het verhaal; naar de invloed die depressie uitoefent op lichamelijke activiteit. Hij concludeert na het bestuderen van deze wederkerige relatie dat jongeren die veel bewegen niet per se gevrijwaard blijven van depressieve symptomen. De promovendus ontdekte ook dat niet alle volwassenen die meer gaan bewegen hiervan een significant positief effect ervaren. Samenvattend concludeert hij dat voor het ontwikkelen van effectieve, gepersonaliseerde bewegingsinterventies eerst duidelijker moet zijn welke depressieve mensen baat kunnen hebben bij een meer actieve levensstijl.
Link naar het proefschrift
Bron: RUG