De innoverende behandeling die het UZ Leuven sinds enkele jaren toepast bij een nekhernia wordt positief geëvalueerd. In 2000 zorgde professor Jan Goffin voor een wereldprimeur door bij patiënten met een nekhernia een kunstmatige tussenwervelschijf met schokdempende eigenschappen aan te brengen. Zowat tweehonderd patiënten kregen al zo’n prothese.
De behandeling levert betere resultaten op dan de klassieke aanpak, waarbij halswervels aan mekaar worden vastgezet. De beschadigde tussenwervelschijf wordt hier vervangen door een stukje bot van de patiënt of kunststof. Soms wordt de constructie verstevigd met een plaatje en schroeven. Door de grotere krachten die de tussenwervelschijven te verwerken krijgen, kan hierbij echter versneld artrose ontstaan.
Pogingen om een kunstmatige tussenwervelschijf aan te brengen, bleken aanvankelijk technisch te moeilijk. Vooral het instandhouden van de beweeglijkheid van het gewricht bleek een knelpunt. De Leuvense neurochirurg Goffin maakte in 2000 voor het eerst gebruik van een zogenaamde Bryan-prothese, een kunstmatige tussenwervelschijf met schokdempende eigenschappen die in de Verenigde Staten ontwikkeld werd. Leuven is momenteel een van de referentiecentra op wereldniveau voor deze ingreep.
Bij meer dan acht op de tien behandelde patiënten is de beweeglijkheid vier tot zes jaar na de ingreep nog steeds optimaal. Dat is beter dan de klassieke behandeling, waarbij één op de drie patiënten binnen de acht jaar na de operatie opnieuw klachten heeft. Eén op de tien moet zelfs een tweede operatie ondergaan. De operatietechniek en criteria voor patiënten die in aanmerking komen voor een kunstmatige tussenwervelschijf worden nog steeds verfijnd.
Bron: DeMorgen