Kinderen die onhandig zijn groeien daar vanzelf overheen, wordt vaak gedacht. Helaas is dat niet zo. Als een kind met een lichte motorische ontwikkelingsstoornis niet behandeld wordt gaat het vaak zelfs achteruit, volgens promovendus Anuschka Niemeijer. Veel behandelingen bleken echter weinig effectief. Daarom is aan de Rijksuniversiteit Groningen een nieuwe behandelmethode ontwikkeld waarbij wél duidelijk vooruitgang wordt geboekt, blijkt uit haar onderzoek. Niemeijer promoveert op 5 juli 2007.
Wie herinnert zich niet dat kind dat tijdens de gymles altijd als laatste werd gekozen. Omdat hij of zij de bal in plaats van te vangen negen van de tien keer tegen het hoofd kreeg. Of het altijd weer presteerde om de tafel waaraan zojuist gegeten werd als een slagveld vol kruimels en natte plekken achter te laten. Ondanks een normale intelligentie heeft vijf tot tien procent van de basisschoolleerlingen problemen met dit soort schijnbaar eenvoudige handelingen.
Buitengesloten
Een dergelijk licht motorische stoornis is niet alleen onhandig, maar heeft vaak ook grote gevolgen op sociaal vlak. Niemeijer: ‘Kinderen die op hun zesde nog met zijwieltjes fietsen kunnen uitgelachen worden. En hoewel jongens en meisjes ongeveer evenveel last hebben van onhandigheid, vallen jongens hierdoor veel sneller buiten de groep. Iemand die goed is in sport is vaak populair. Ben je onhandig, dan loop je een groter risico buitengesloten te worden.’
Nieuwe behandelmethode
Behandeling is daarom van groot belang, vindt Niemeijer. Maar dan wel met een methode die werkt, want vooralsnog is behandeling weinig succesvol gebleken. Onlangs werd op basis van recente wetenschappelijke inzichten een kinderfysiotherapeutische behandelmeÂthode ontwikkeld: Neuromotor Task Training (NNT). In de NNT staat het kind centraal, worden voornamelijk dagelijkse vaardigheden geoefend en heeft de therapeut een instruerende rol. Een twintigtal kinderfysiotherapeuten die hun medewerking wilden verlenen aan het onderzoek zijn geïnstrueerd in NNT tijdens hun opleiding en tijdens twee extra bijeenkomsten.
Onderzoek
Gedurende het onderzoek zijn twee groepen kinderen van zes tot tien jaar met een lichte motorische stoornis regelmatig onderzocht. Eén groep werd niet behandeld, de andere groep bestond uit kinderen die recent verwezen waren naar kinderfysiotherapie. Zij zijn negen of achttien keer behandeld met NTT. Na ongeveer drie maanden is de behandelde groep beter gaan presteren op meerdere motorische tests, terwijl de niet behandelde controlegroep stabiel is gebleven of zelfs achteruitging.
Inzicht geven
Informatie over wat is gebeurd tijdens de therapie toont aan dat kinderen vooral beter zijn gaan presteren op taken die lijken op de taken die tijdens NTT geoefend zijn. Niemeijer: ‘Daarbij wordt bijvoorbeeld niet geoefend door te zeggen dat een kind tegen de bal moet schoppen, maar door het uit te legen hoe dit het beste kan. Door inzicht te geven in hoe iets werkt kan het kind het geleerde ook daadwerkelijk toepassen’.
Bron: RUG