In 2014 is een trendbreuk waar te nemen in het fysiotherapiegebruik van zorgmedewerkers. Daalde dit gebruik de laatste jaren nog aanzienlijk, in 2014 bezochten meer zorgmedewerkers de fysiotherapeut. Bij psychische zorg zijn de effecten van de stelselwijziging per 1 januari 2014 zichtbaar: minder gebruikers en een forse daling in kosten.
Jaarlijks analyseert Stichting IZZ het gebruik van fysiotherapie en psychische zorg onder zorgmedewerkers. “Het is bekend dat zorgmedewerkers meer fysiotherapie en psychische zorg gebruiken dan gemiddeld werkend Nederland”, zegt algemeen directeur Dominique Vijverberg. “Tegelijk zien we wel degelijk mogelijkheden om de behoefte aan zorg te verminderen op basis van goede voorbeelden in sector. Met het Jaarrapport Zorggebruik willen we zorgorganisaties inzicht geven in de directe relatie tussen het werken in de zorg, zorggebruik én verzuim. Vervolgens kunnen we laten zien hoe verbeterslagen op gebied van gezondheid en inzetbaarheid te maken zijn”.
Opvallende ontwikkelingen in gebruik fysiotherapie
In 2014 ging 28,8% van de zorgmedewerkers naar de fysiotherapeut. In 2013 was dit nog 28,0%. Opvallend, gezien de daling de afgelopen jaren. In vergelijking met werkend Nederland (22,0%) scoort de zorgsector ruim hoger, en stijgt zelfs nog verder. Het is een landelijke trend dat oudere medewerkers vaker naar de fysiotherapeut gaan dan jongeren. Omdat de gemiddelde leeftijd van zorgmedewerkers aan het stijgen is, verklaart dat mogelijk ook waarom het fysiotherapiegebruik stijgt. Het onderzoek toont ook aan dat hoger fysiotherapiegebruik van zorgmedewerkers gerelateerd is aan een hoger middellang verzuim (15-91 dagen) van de organisatie waarvoor zij werken.
De branche VVT, de grootste branche in de zorgsector, doet het net als in 2013 het slechtst: 32% van de medewerkers in deze branche bezochten in 2014 de fysiotherapeut.
‘Meer sturing op zelfmanagement’
Michiel Reneman, hoogleraar Revalidatiegeneeskunde UMCG: “De kracht van het rapport over fysiotherapiegebruik is dat het de grens van het weten verlegd. Zonder deze monitor waren vragen over de verschillen in zorggebruik niet gesteld. Je wordt gestimuleerd om door te vragen: als we X zien, kan dat dan door Y komen? Bijvoorbeeld is de stijging van het aantal gebruikers van fysiotherapie een indicator voor ervaren verhoogde werkdruk? Of past het bij een ouder wordende beroepsgroep?” Over de verschillen ten opzichte van 2013 verklaart Reneman: “Er zit altijd wat spreiding in zorggebruik, dus de variatie van dit jaar kan toeval zijn. Maar als we daar niet van uitgaan, zie ik een aantal mogelijke redenen voor het toegenomen aantal gebruikers van fysiotherapie. Zo is het beleid de laatste jaren erop gericht meer zorg te verlenen in de eerste lijn – dus door de fysiotherapeut, zonder doorverwijzing – en minder in de tweede en derde lijn. Dat rijmt met de toename van het aantal gebruikers. Tegelijk moeten we uitkijken dat deze drempelverlaging voor fysiotherapie er niet toe leidt dat mensen te snel naar de fysiotherapeut stappen. Als je acute rugpijn hebt bijvoorbeeld, is een tijdelijke afname van activiteiten en daarna geleidelijke opbouw van werk meestal genoeg om er weer bovenop te komen. Ik verwacht trouwens dat een fysiotherapeut ditzelfde advies geeft als een patiënt met zulke klachten komt. Dan is het dus eigenlijk met één sessie al klaar, wat de stagnatie van het aantal sessies in het rapport kan verklaren. Deze stagnatie kan ook inhouden dat fysio therapeuten meer dan voorheen sturen op zelf- management. Ik denk dat het nuttig is om op basis van deze resultaten verder te onderzoeken. Dan kun je als sector namelijk ook op zoek naar oplossingen.”
Het Jaarrapport Zorggebruik is te downloaden op www.stichtingizz.nl/jaarrapport-zorggebruik-2014. Voor een groot aantal zorgorganisaties is vanaf half september ook een specifiek organisatierapport beschikbaar dat inzicht geeft in de gezondheid van de eigen organisatie.
Bron: IZZ