De Wet Marktordening Gezondheidszorg biedt de Nederlandse Zorgautoriteit onvoldoende houvast om slagvaardig op te treden. Dat schrijven Erik Schut en Marco Varkevisser in Economische en Statistische Berichten.
Taak van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) is het toezicht houden op marktwerking in de zorg en het stimuleren daarvan. De NZa mag optreden als blijkt dat een zorgverzekeraar of zorgaanbieder “aanmerkelijke marktmacht” heeft en daarmee de concurrentie belemmert.
Moeilijk vast te stellen
Het probleem is volgens de auteurs echter dat het niet zo eenvoudig is om vast te stellen of er sprake van aanmerkelijke marktmacht. Bij het bepalen van het marktaandeel moet namelijk de markt afgebakend worden. En dat is in gezondheidszorg, gezien de heterogeniteit van het product, niet eenvoudig. Bovendien houdt de Wet Marktordening Gezondheidszorg (WMG) geen rekening met andere factoren die marktmacht bepalen, zoals toetredingsdrempels, machtsposities in verwante deelmarkten en ongelijke startposities.
’Aanmerkelijke marktmacht’
Andere tekortkoming van het de WMG is volgens Schut en Varkevisser de beperkte reikwijdte van het preventief toezicht. Daar vallen de nog niet volledig geliberaliseerde markten en de zorgverzekeringsmarkt buiten. De auteurs vinden dat de definitie van “aanmerkelijke marktmacht” moet worden verbreed zodat de Nza bijvoorbeeld ook kan kijken naar toetredingsdrempels. En de NZa zou de mogelijkheid moeten krijgen om ook in de zorgverzekeringsmarkt en nog niet geheel geliberaliseerde deelmarkten van zorgaanbieders preventief in te grijpen.
Bron: Zibb