Kinderen die veel te vroeg geboren worden, blijven sinds de jaren ’80 veel vaker in leven door moderne intensive care. Wel houdt meer dan de helft van deze kinderen ontwikkelingsproblemen. Ondanks het toenemen van de kennis in de zorg voor pasgeborenen, wil dit aantal maar niet dalen. Verder worden niet alle stoornissen veroorzaakt door de vroeggeboorte als zodanig herkend.
Daarom moeten álle veel te vroeg geborenen op vijfjarige leeftijd uitgebreid worden gescreend, vindt kinderarts-neonatoloog Martin de Kleine. Hij promoveerde donderdag 17 maart aan de Universiteit Leiden.
Aantal kinderen met ontwikkelingsproblemen blijft hoog
Martin de Kleine hield zich voor zijn promotieonderzoek bezig met de problemen die ontstaan bij kinderen die geboren werden na een zwangerschapsduur van minder dan 32 weken en/of die lichter waren dan 1500 gram. Sinds de jaren tachtig kunnen deze kinderen steeds vaker in leven worden gehouden, maar wel blijven velen ontwikkelingsproblemen houden. Aanvankelijk dacht men dat naarmate kennis, kunde en ervaring in de zorg voor de pasgeborenen toe zou nemen, het aantal kinderen met problemen zou dalen. De Kleine concludeert in dit proefschrift dat het aantal vroeggeborenen met stoornissen en handicaps onveranderd hoog blijft. Alleen het aantal vroeggeboren kinderen dat problemen heeft met het gezichtsvermogen neemt af.
Langdurige follow-up
Ernstige ontwikkelingsstoornissen worden meestal al op de leeftijd van twee jaar herkend. Maar lichte motorische stoornissen, leerproblemen en gedragsproblemen die te maken hebben met het opdoen van alledaagse vaardigheden en het normale leren, worden vaak pas op de basisschoolleeftijd herkend. Naarmate de kinderen ouder worden en de eisen die aan hen gesteld worden toenemen, nemen de problemen meestal nog verder toe. Daarom is langdurige follow-up en begeleiding van álle vroeggeborenen nodig. Op de leeftijd van vijf jaar kan men de problemen die het gevolg zijn van de te vroege geboorte, herkennen met behulp van een uitgebreid, systematisch onderzoek. Eerder testen is niet zinvol, omdat de medewerking van het kind dan nog niet optimaal is. Later testen dan op vijfjarige leeftijd brengt het risico met zich mee dat dan al schoolproblemen zijn ontstaan.
Geen simpele manier
Onderzoek door een “gewone” kinderarts is onvoldoende om alle problemen op te sporen, zelfs als hij daarbij gebruik maakt van de bekende technieken die berusten op wetenschappelijk onderzoek. Volgens De Kleine moeten de te vroeg geboren vijfjarigen meerdere gedetailleerde testen ondergaan, waarbij alle ontwikkelingsdomeinen, dat wil zeggen: motoriek, cognitie, gedrag en spraak en taal systematisch onderzocht worden. De gebruikte testen moeten een rigide structuur hebben, zodat ze maar op één manier kunnen worden afgenomen en de uitkomsten maar op één manier kunnen worden geïnterpreteerd. Er is geen simpele manier om kinderen te identificeren die extra zorg nodig hebben.
Leerproblemen in groep twee
Wanneer een veel te vroeg geboren kind in groep twee van de basisschool leerproblemen heeft, moeten de alarmbellen gaan rinkelen. Zo’n kind moet in ieder geval naar de psycholoog voor een uitgebreid onderzoek. Het schooljaar overdoen is geen goede oplossing, vindt De Kleine. Leerproblemen bij veel te vroeg geboren kinderen komen veelvuldig voor. Het is beter zulke problemen voor te zijn en het kind al vóór het zesde jaar, voor het dus in groep drie komt, aan een gestandaardiseerd onderzoek van de verstandelijke vermogens te onderwerpen. Zo’n onderzoek zou deel moeten uitmaken van het follow-up onderzoek dat De Kleine wenselijk vindt voor alle vijfjarige kinderen die veel te vroeg geboren zijn.
Uitgebreide samenvatting
Bron: Universiteit Leiden