Stimulatie van de nervus occipitalis (achterhoofdzenuw) voorkomt extreem pijnlijke aanvallen van chronische clusterhoofdpijn bij patiënten bij wie eerdere medicamenteuze behandelingen niet aansloegen. De ICON-studiegroep, onder leiding van professor Michel Ferrari, neuroloog aan het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC), publiceerde haar bevindingen in de Lancet Neurology.
Chronische clusterhoofdpijn, ook wel bekend als ‘zelfmoordhoofdpijn’, is een ernstig invaliderende chronische hersenaandoening die ondraaglijke hoofdpijnen veroorzaakt, meestal meerdere malen per dag. De aanvallen duren elk gemiddeld 1 – 2 uur en treden vaak ook ‘s nachts op, waardoor de slaap ernstig wordt verstoord. Behandelingen hebben vaak onvoldoende effect, waardoor patiënten wanhopig worden.
Stimulatie nervus occipitalis
In een groot onderzoek in verschillende landen werd de werkzaamheid en veiligheid van achterhoofdzenuwstimulatie onderzocht bij patiënten bij wie aanvallen van chronische clusterhoofdpijn niet voorkomen konden worden, ondanks verschillende behandelpogingen met medicatie. Ferrari legt uit: “De achterhoofdzenuw is een makkelijk bereikbare, oppervlakkig gelegen huidzenuw aan de achterkant van het hoofd, die verbonden is met de hersenstam. Dit verklaart waarom stimulatie ervan aanvallen van clusterhoofdpijn kan voorkomen.”
Sterke vermindering van de klachten
Een kleine neurostimulator werd onderhuids, aan de achterkant van het hoofd vlak bij de achterhoofdzenuw, geïmplanteerd en verbonden met een batterij die onderhuids in de bil of buik geplaats werd. De implantatie en stimuleringsprotocollen werden gesuperviseerd door professor Frank Huygen van de afdeling Anaesthesiologie van het Erasmus MC. “Standaardisatie van de procedure in alle deelnemende centra was de sleutel tot het succes van deze studie”, zegt Huygen. Nadat het apparaat was geïmplanteerd, kregen 130 patiënten willekeurig gedurende zes maanden hoge of lage elektrische stimulatie van de achterhoofdzenuw. Binnen een paar weken namen de frequentie en ernst van de aanvallen drastisch af. “Sommige patiënten werden zelfs aanvalsvrij”, zegt Ferrari. Met een individueel geoptimaliseerd stimulatie protocol hield de verbetering jaren aan.
De behandeling werd goed verdragen. Meer dan 90% van de patiënten was zeer tevreden en zou de behandeling aan andere patiënten aanbevelen. Gedeelde-eerste auteur Poldi Wilbrink concludeert: “Ik ben 10 jaar geleden als promovendus begonnen met deze studie. Inmiddels ben ik neuroloog en vind ik het fantastisch om zoveel, voorheen wanhopige maar nu sterk verbeterde, patiënten te zien”. Ferrari: “Zo’n opmerkelijke verbetering is des te indrukwekkender als je beseft dat dit zeer ernstig aangedane chronisch zieke patiënten waren, die maar niet verbeterden met bestaande behandelingen.”
Vergoed door Nederlandse zorgverzekering
Financiële steun voor de ICON-studie werd verkregen uit Ferrari’s NWO Spinozapremie, een subsidie van Medtronic, en een ontwikkelingssubsidie van € 6 miljoen van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport binnen een voorwaardelijk vergoedingsprogramma. Na afronding van het onderzoek heeft het Ministerie besloten dat achterhoofdzenuwstimulatie voor chronische clusterhoofdpijn door de zorgverzekering zal worden vergoed. “Dit is geweldig nieuws voor al die patiënten die al zo lang last hebben van onbehandelbare ondragelijke clusterhoofdpijnen”, aldus de patiëntenorganisatie Hoofdpijnnet.
Geselecteerde medische centra
De diagnose en behandeling van patiënten met chronische clusterhoofdpijn en de uitvoering en controle van achterhoofdzenuwstimulatie vereisen specifieke deskundigheid. Om deze reden is besloten dat slechts enkele, nauw samenwerkende, centra de therapie in Nederland mogen geven: LUMC (dr. Rolf Fronczek), Erasmus MC (prof. dr. Frank Huygen), Canisius Wilhelmina Ziekenhuis (dr. Wim Mulders/dr. Kurt Erkan), Zuyderland Ziekenhuis (dr. Poldi Wilbrink) en Maastricht UMC (dr. Onno Teernstra).
Neuroloog dr. Fronczek, die nu verantwoordelijk is voor de behandeling van patiënten met clusterhoofdpijn in het LUMC, benadrukt: “Patiënten die voorheen niet behandeld konden worden, kunnen nu profiteren van een nieuwe veelbelovende behandeling. Zorgvuldige evaluatie en monitoring blijven echter noodzakelijk om hun behandeling verder te kunnen optimaliseren.”