Op consultatiebureaus kan binnenkort de ontwikkeling van kinderen tussen nul en twee jaar nauwkeurig worden gemeten. Net als lengte en gewicht is nu ook de ontwikkeling van een kind in één getal uit te drukken. De ontwikkeling is daarmee in de tijd te volgen, en te vergelijken met die van leeftijdsgenoten.
In de nabije toekomst zijn kinderen met een achterblijvende ontwikkeling eerder te signaleren. Dit stelt Prof.dr. Stef van Buuren, statisticus bij TNO Kwaliteit van Leven, vrijdag 10 februari in zijn inaugurele rede aan de Universiteit Utrecht.
Van Buuren aanvaardt met zijn oratie de bijzondere leerstoel Toegepaste statistiek van preventie onderzoek aan de faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht. De leerstoel richt zich op het ontwikkelen van bruikbare statistische instrumenten voor toepassingen in de preventie. Van Buuren pleit in zijn oratie voor een nieuwe benadering van statistiek, de modulaire statistiek, waarin steeds kleine stapjes worden genomen om tot vernieuwing te komen. Want in de praktijk blijkt een reeks van eenvoudige modellen vaak beter bruikbaar dan één alomvattend model. Hij schetst in zijn rede twee wegen naar vernieuwing: aanpassing van bestaande modellen om nieuwe vragen te beantwoorden; en de ontwikkeling van nieuwe instrumenten.
De nieuwe methode om de ontwikkeling van kinderen te meten is volgens Van Buuren een voorbeeld van de eerste weg. Het consultatiebureau volgt de ontwikkeling van zuigelingen en peuters op vaste tijdstippen met behulp van het Van Wiechen schema. Voor de leeftijden tussen nul en twee jaar bestaat dat uit ongeveer zestig indicatoren. Vaak betreft het vaardigheidstesten, zoals bijvoorbeeld “stapelt twee blokjesâ€. Samen met twee TNO-collega’s past Van Buuren een bestaand statistisch model toe dat de resultaten uit het Van Wiechen schema op een schaal plaatst waarvan elk stapje even groot is. Het verschil tussen scores op twee tijdstippen is dan een maat voor de ontwikkeling van het kind in de tussenliggende tijd, net als bij lengte en gewicht. Het model maakt het bovendien mogelijk de scores van het kind te vergelijken met die van gezonde leeftijdsgenoten.
Voordat consultatiebureaus daadwerkelijk aan de slag kunnen, zal de nieuwe methode eerst uitgetest moeten worden in de praktijk. TNO onderzoekt samen met partijen binnen de jeugdgezondheidszorg de mogelijkheden.
Bron: TNO