De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft vandaag een langverwacht tussenrapport gepubliceerd over de markt voor fysiotherapeutische zorg. Het rapport, dat is opgesteld in aanloop naar een commissiedebat op 19 juni 2025, concludeert dat er op de korte termijn geen sprake is van een acuut toegankelijkheidsprobleem in de fysiotherapie. Patiënten kunnen over het algemeen snel terecht voor een behandeling. Tegelijkertijd schetst het onderzoek een complex en tegenstrijdig beeld van een sector die zucht onder financiële druk, diepe onvrede over tarieven en een groeiende kloof tussen de harde data en de praktijkervaring van zorgverleners. Deze onderliggende spanningen vormen een aanzienlijk risico voor de toegankelijkheid op de langere termijn, aldus de NZa.

- tekst gaat verder na deze advertentie -


FysioVacature, de vacaturesite voor de fysiotherapeut

Het onderzoek, uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), is een directe reactie op aanhoudende en toenemende signalen uit het veld over lange wachtlijsten, een hoge uitstroom van fysiotherapeuten, en diepe onvrede over het contracteerproces en de vergoedingen door zorgverzekeraars. De NZa heeft voor dit tussenrapport gebruikgemaakt van een combinatie van een kwantitatieve data-analyse, uitgevoerd door adviesbureau Gupta Strategists, en kwalitatieve interviews met sleutelfiguren uit de sector: drie zorgverzekeraars (Zilveren Kruis, ONVZ, Salland) en de belangrijkste veldpartijen, het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) en Stichting Keurmerk Fysiotherapie (SKF).

In de inleiding van het document benadrukt de NZa nadrukkelijk dat het een tussenrapportage betreft met diverse beperkingen. Zo ontbreekt de meest actuele data op sommige terreinen en heeft er nog geen formele consultatieronde met de betrokken partijen plaatsgevonden. Een definitief eindrapport, waarin mogelijke oplossingsrichtingen en aanbevelingen – inclusief een gedegen analyse van het omstreden instrument van minimumtarieven – worden uitgewerkt, wordt in het najaar van 2025 verwacht.

De Toegankelijkheidsparadox: Korte Wachttijden, Verborgen Zorgvraag

Een van de meest opvallende en tegelijkertijd meest contentieuze conclusies van het rapport is dat de fysieke toegankelijkheid van fysiotherapie op dit moment goed is. Een door Gupta uitgevoerd ‘mystery shopping’-onderzoek onder 175 fysiotherapiepraktijken toont aan dat wachttijden voor veelvoorkomende schouderklachten (die vaak via de aanvullende verzekering worden vergoed) zeer kort zijn. Maar liefst 42% van de fictieve patiënten kon dezelfde of de volgende werkdag al terecht voor een intake. Een overweldigende 86% van de praktijken kon een afspraak aanbieden binnen de landelijke streefnorm van vijf werkdagen. Dit geldt voor zowel kleine als grote praktijken en zowel in stedelijke als landelijke gebieden. Ook de geografische spreiding vormt geen belemmering: voor 99% van de Nederlanders bedraagt de reistijd naar de dichtstbijzijnde praktijk vijf minuten of minder.

Dit datagedreven beeld, dat door zorgverzekeraars wordt onderschreven op basis van het zeer geringe aantal verzoeken om zorgbemiddeling, staat in schril contrast met de noodkreten van de veldpartijen. Zij signaleren wel degelijk wachtlijsten, met name buiten de Randstad en voor cruciale, gespecialiseerde zorgvormen zoals bekken-, kinder- en geriatrische fysiotherapie.

Het rapport poogt deze tegenstelling te duiden door een cruciaal onderscheid te maken tussen ‘zorggebruik’ (de feitelijk gedeclareerde zorg) en ‘zorgvraag’ (de werkelijke behoefte aan zorg). De harde data, gebaseerd op declaraties, laten zelfs zien dat het feitelijke zorggebruik tussen 2019 en 2024 licht is afgenomen met 0,2% per jaar. Dit terwijl de algemene verwachting is, mede door de dubbele vergrijzing, dat de vraag juist significant zou moeten toenemen.

De NZa stelt dat de werkelijke zorgbehoefte mogelijk verborgen blijft door een samenloop van factoren. Er is geen enkel zicht op de zorg die in het onverzekerde domein wordt geleverd, waar patiënten alle kosten zelf dragen. Ook zorgmijding, met name bij lagere inkomensgroepen die een aanvullende verzekering niet kunnen betalen of de eigen bijdrage te hoog vinden, speelt een onzichtbare maar belangrijke rol. Het rapport toont een licht inkomenseffect aan, waaruit zorgmijdend gedrag bij lagere inkomens kan worden afgeleid. Tot slot wordt het aantal behandelingen logischerwijs begrensd door de beschikbare capaciteit van fysiotherapeuten, wat een vertekend beeld kan geven van de onvervulde, latente zorgvraag.

De Arbeidsmarkt: Een Jonge Beroepsgroep Onder Hoge Druk

Het rapport analyseert de personele situatie in de fysiotherapie uitgebreid. Een opvallend positief punt is dat de fysiotherapiesector de afgelopen tien jaar juist is verjongd, terwijl de algehele Nederlandse beroepsbevolking vergrijst. Het aandeel fysiotherapeuten tussen de 25 en 40 jaar is aanzienlijk gegroeid.

De data over in- en uitstroom schetsen een genuanceerd beeld. De uitstroom van fysiotherapeuten uit het vak is sinds 2020 weliswaar toegenomen en evenaarde in de jaren 2022 en 2023 de instroom van nieuwe professionals, maar van een grote netto leegloop of een ‘uitstroomgolf’ naar de ziekenhuiszorg is volgens de cijfers (nog) geen sprake.

In- en uitstroom fysiotherapeuten in pensioenfonds SPF
In- en uitstroom fysiotherapeuten in pensioenfonds SPF
Ondanks deze verhoogde eerdere uitstroom is er geen sprake van een grote netto afname in het aantal fysiotherapeuten. (Bron: SPF jaarverslagen).

De redenen voor de toenemende uitstroom zijn volgens de veldpartijen echter zeer zorgwekkend en vormen een tikkende tijdbom onder de continuïteit van de zorg. De belangrijkste oorzaken die worden genoemd zijn de lage vergoedingen, de hoge ervaren werkdruk en het gebrek aan doorgroeimogelijkheden en een aantrekkelijk loopbaanperspectief.

Een centraal pijnpunt hierbij is het ontbreken van een collectieve arbeidsovereenkomst (cao) in de eerstelijnszorg. Dit leidt tot een aanzienlijke en groeiende inkomenskloof. Het rapport becijfert dat fysiotherapeuten in de eerste lijn, ongeacht hun werkervaring, ongeveer 20% minder verdienen dan hun collega’s in ziekenhuizen of de verpleeg-, verzorgingshuizen en thuiszorg (VVT), waar wel een cao geldt. “Het salaris ligt laag in verhouding tot het opleidingsniveau en de verantwoordelijkheid die het werk met zich meebrengt,” zo verwoorden de veldpartijen het in het rapport. Dit inkomensverschil maakt het vak minder aantrekkelijk en draagt volgens hen direct bij aan de uitstroom.

Het Grote Pijnpunt: Contractering en Tarieven

Het hoofdstuk over contractering en marktdynamiek legt de diepste breuklijnen en de grootste frustraties in de sector bloot. Fysiotherapeuten en hun vertegenwoordigers ervaren het jaarlijkse contracteerproces met zorgverzekeraars als een dictaat, treffend samengevat met de term ‘tekenen bij het kruisje’. Zorgverzekeraars stellen eenzijdig hun inkoopbeleid vast en doen via een digitaal portaal een eenmalig, niet-onderhandelbaar aanbod. De machtsverhouding tussen een individuele praktijk en een grote zorgverzekeraar is dermate ongelijk dat van echte onderhandeling, met name over de tarieven, geen sprake is.

Deze structurele onvrede vertaalt zich in een duidelijke en zorgwekkende trend: een groeiende groep fysiotherapeuten kiest ervoor om contractloos te werken. Het aandeel gecontracteerde omzet daalde in slechts twee jaar tijd, tussen 2022 en 2024, van 87% naar 80%. Dit is een sterk signaal van een afnemende bereidheid om akkoord te gaan met de door verzekeraars gestelde voorwaarden.

De data in het rapport ondersteunen de klachten over de tarieven volledig. Hoewel de gedeclareerde tarieven voor een reguliere zitting sinds 2019 met 21,7% zijn gestegen, blijven ze significant achter bij de NZa-index voor kostenontwikkeling. Deze index, gebaseerd op onder meer loon- en prijsstijgingen, gaf een stijging van 24,4% aan. Dit verschil van 2,7 procentpunt lijkt misschien klein, maar is met name ontstaan in de jaren van hoge inflatie (2022-2023) en heeft de marges van praktijken ernstig onder druk gezet, omdat kosten voor personeel, huisvesting en energie wel volledig stegen.

Een andere veelzeggende bevinding is het grote verschil tussen verzekerde tarieven en particuliere tarieven. Het gemiddelde particuliere tarief dat een patiënt zonder vergoeding zelf betaalt, ligt met € 45,80 maar liefst 25% hoger dan het gemiddelde vergoede tarief van € 36,50. Dit suggereert sterk dat de tarieven in de gecontracteerde markt door de dominante onderhandelingsmacht van zorgverzekeraars kunstmatig laag worden gehouden.

Financiële Gezondheid en de Moeizame Transitie naar Passende Zorg

De financiële positie van fysiotherapiepraktijken laat een gemengd beeld zien. Terwijl de omzet tussen 2015 en 2021 gestaag groeide, bleef de winstgroei achter. Dit is grotendeels te wijten aan de sterk stijgende personeelskosten. De NZa nuanceert dit beeld door te stellen dat dit deels wordt verklaard doordat meer fysiotherapeuten kiezen voor een loondienstverband, waardoor inkomen verschuift van de categorie ‘winst’ (traditioneel het inkomen voor de praktijkhouder) naar ‘loonkosten’. Zorgverzekeraars wijzen in het rapport echter ook op verschillen in ondernemerschap en efficiëntie tussen praktijken. Voor een definitief oordeel over de financiële gezondheid is het wachten op de data uit de openbare jaarverantwoordingen over 2024.

Alle partijen in het veld zijn het erover eens dat de fysiotherapeut een essentiële, en potentieel nog grotere, rol speelt in de noodzakelijke transitie naar ‘passende zorg’. Fysiotherapeuten worden gezien als het ‘smeermiddel’ van de eerstelijn, cruciaal in preventie, revalidatie en ouderenzorg. De huidige bekostiging, die voornamelijk is gebaseerd op het aantal behandelingen (‘productie’), belemmert deze bredere rol echter. Tijd die wordt besteed aan overleg, coördinatie met andere zorgverleners, of het opzetten van preventieprogramma’s, wordt niet of nauwelijks vergoed en is financieel dus niet lonend.

Om deze transitie te laten slagen, signaleren de partijen meerdere knelpunten die moeten worden opgelost: de verdeeldheid binnen de eigen beroepsgroep, de noodzaak voor betere regionale en multidisciplinaire samenwerking, en de impasse rondom een landelijk kwaliteitskader dat als basis kan dienen voor sturing op inhoud en een eerlijke beloning.

Conclusie: Rust voor Analyse, Maar Urgentie voor de Toekomst

De NZa concludeert dat, omdat er geen sprake is van een acute noodsituatie die onmiddellijk ingrijpen vereist, er tijd is om de komende maanden een zorgvuldige en diepgaande analyse te maken van de situatie. De autoriteit wil deze tijd gebruiken om met alle partijen te onderzoeken welke interventies nodig zijn om de gesignaleerde risico’s voor de toekomstige toegankelijkheid het hoofd te bieden.

Het complexe en gemengde beeld dat uit het rapport naar voren komt – waarbij kwantitatieve data en kwalitatieve ervaringen soms lijnrecht tegenover elkaar staan – vraagt om een doordachte aanpak, niet om overhaaste beslissingen. De autoriteit belooft in haar eindrapportage, die in het najaar van 2025 verschijnt, nadrukkelijk te kijken naar de proportionaliteit, uitvoerbaarheid en risico’s van mogelijke oplossingen. De veelbesproken en door het veld geëiste optie van ‘minimumtarieven’ zal hierbij worden onderzocht, maar de NZa waarschuwt nu al dat dit een zeer ingrijpend en in de Nederlandse zorg ongebruikelijk instrument is met potentieel verstrekkende en ongewenste neveneffecten.

Voor de duizenden fysiotherapeuten en hun miljoenen patiënten biedt dit tussenrapport zowel erkenning voor hun diepgewortelde zorgen als de ontnuchterende boodschap dat snelle, eenvoudige oplossingen niet voorhanden zijn. De komende maanden zullen belangrijk zijn om een pad uit te stippelen dat de fysiotherapie niet alleen vandaag toegankelijk houdt, maar ook een duurzame en gezonde toekomst geeft.

Download het rapport in PDF