Jeugdige souplesse

52

Je hebt stijve en soepele kinderen. Te stijf is niet goed, te soepel ook niet. Maar tot nu toe bestaan er geen normen om te bepalen of kinderen te lenig of te stijf zijn. Daarom doen de Bredase kinderfysiotherapeuten Inge Keen en Koen Dekkers onderzoek naar de gewrichtsmobiliteit bij kinderen tussen de zes en twaalf jaar.

Joep uit groep drie glundert. Hij vindt het wel interessant, dat onderzoek van Inge en Koen. „Ik dacht het wel hoor. Dat ik hier naar toe moest. We waren aan het lezen.“Joep moet even nadenken over de vraag wat er nu precies gemeten wordt met die apparaten. „Oh ja, hoe lenig je bent.“ Nou, dat zit in zijn geval wel goed. „Ik kan een handstand doen. En ik zit op zwemles en op voetbal.“

- tekst gaat verder na deze advertentie -


FysioVacature, de vacaturesite voor de fysiotherapeut

Joep is een van de 230 kinderen van basisschool De Zandberg in Breda die meedoen aan het lenigheidsonderzoek van Inge Keen en Koen Dekkers. Zij zijn kinderfysiotherapeut bij het Revalidatiecentrum Breda en volgen een dag per week de zogeheten masteropleiding. Voor die opleiding doen ze onderzoek naar de gewrichtsmobiliteit bij kinderen. Met gradenbogen wordt gemeten hoe ver knieën, armen, enkels, polsen en vingers kunnen buigen.

Dat gebeurt niet alleen in Breda, ook in Groningen, Leiden en Nijmegen zijn kinderfysiotherapeuten met dit soort onderzoeken bezig. In totaal worden zeshonderd kinderen gemeten, niet genoeg voor een algemeen geldend protocol, maar zoveel kinderen kunnen de twee Bredase therapeuten en hun collega’s elders in het land binnen het tijdsbestek van de Masteropleiding niet meten.

„In feite stellen we nu gemiddelden vast“, zeggen Keen en Dekkers. „Aan de hand daarvan kun je dan in de toekomst bepalen of kinderen afwijken. Nu gebruiken we daar de volwassenwaardes voor, maar wij denken dat dat niet klopt. Een van onze onderzoekshypotheses is dan ook dat kinderen soepeler zijn dan volwassenen.

Daarnaast denken we ook dat meisjes leniger zijn dan jongens, dat dikke kinderen minder lenig zijn en dat jonge kinderen leniger zijn dan oudere kinderen.“Of dat zo is, valt nu nog niet te zeggen, maar grote bijzonderheden zijn in ieder geval nog niet geconstateerd bij de kinderen van De Zandberg. Veel overgewicht is er bijvoorbeeld niet.

Een meting duurt vijftien tot twintig minuten. Het gaat om het maximaal buigen en strekken van de gewrichten. Daarnaast wordt vastgesteld of kinderen de handen plat op de grond kunnen krijgen, of ze de duim tegen de onderarm kunnen krijgen en of ze blauwe plekken hebben, Dat laatste zou namelijk op veel vallen kunnen duiden. En veel vallen kan weer duiden op een te grote soepelheid. „Dat kan tot pijnklachten leiden en problemen met stabiliteit“, zegt Inge. „Met stabiliteitstrainingen en spierkrachttrainingen kun je dat tegengaan.“

Een gebrek aan lenigheid is niet erg. „Behalve als het tot beperkingen in het dagelijks leven leidt. Dat kan bijvoorbeeld bij spasticiteit zo zijn.“Die kinderen met aangeboren of verworven afwijkingen behandelen Inge en Koen bij het revalidatiecentrum. Het kinderspecialisme is een bewuste keuze van beiden. Ze vinden het leuk om met kinderen om te gaan. En bovendien, zegt Inge, is het werken met kinderen in de fysiotherapie functioneler. „Je komt meer tot de kern van het werk, vind ik. Dat bestrijden van pijntjes, vaak zonder de oorzaak aan te pakken, dat ligt mij niet zo. Wij zijn eerder instructeur en coach die kinderen helpt met oefeningen.“

Koen: „Wij leren kinderen nieuwe vaardigheden aan. Bijvoorbeeld lopen. Het is echt heel mooi om te zien dat een kind met een beperking zonder krukken kan lopen. Dat zijn momenten om te onthouden.“

Door Florence Imandt
Bron: BN/DeStem