Het zal voor menig huisarts een boodschap zijn waar hij even van moet slikken. De dokter is namelijk helemaal niet zo belangrijk als hij denkt dat hij is, blijkt uit Maastrichts onderzoek. Sterker nog: “De toegevoegde waarde van de huisarts is nihil.”
Het is gevoelige materie, weet Paul Knipschild. Torn in het bijzijn van een huisarts niet aan zijn invloed en zijn kunnen, want hoon valt je ten deel. “Ik heb ooit een doos met kritische literatuur voor de deur van een collega gezet”, vertelt de Maastrichtse hoogleraar epidemiologie. “Die kreeg ik per direct retour. Geen interesse. Hij kende het allemaal al.”
Dat zijn onderzoek niet door iedere huisarts met veel enthousiasme zou worden onthaald, wist hij dan ook van tevoren. En inderdaad, erg populair hebben Knipschild en zijn collega-onderzoeker Arnoud Arntz, hoogleraar medische, klinische en experimentele psychologie, zich met hun boodschap niet gemaakt in dokterskringen. De conclusie van hun onderzoek: het maakt niet uit wat een huisarts doet of zegt; het heeft geen enkel effect op de ziekteduur. Aan het onderzoek van Arntz en Knipschild deden een handvol huisartsen en 128 patiënten mee. Allemaal met recente pijnklachten, zoals hoofdpijn, keelpijn of pijn aan de rug of schouder. De ene helft van de patiënten werd met een positieve boodschap (“U mankeert niets ernstigs, de klachten gaan vanzelf weer over”) naar huis gestuurd, terwijl de andere helft te horen kreeg dat de huisarts ook niet precies wist wat de patiënt mankeerde. Hen werd aangeraden later nog een keer terug te komen als de klachten niet verdwenen.
“Het kostte wel wat moeite om huisartsen te vinden die aan het onderzoek mee wilden doen”, zegt Knipschild. “Ze moesten opeens afwijken van hun gebruikelijke werkwijze. “Normaal probeer ik de patiënt gerust te stellen’, zeiden ze. “Moet ik dat nu opeens achterwege laten?.”
De diagnose en het advies aan de patiënt werd de desbetreffende huisarts ingefluisterd door Knipschild. “Ik had gedurende het onderzoek voortdurend een mobiele telefoon bij me. Meldde zich een patiënt met bijvoorbeeld hoofd- of keelpijn, dan gaf ik aan de arts door wat hij zijn patiënt moest zeggen. Dat kon de ene keer een positief verhaal zijn en de andere keer een negatieve boodschap.”
Bron: De Limburger
Aangemeld door t.schambergen via deze link