Meisjes die lopend of fietsend naar school gaan presteren beter dan meisjes die met de auto naar school gaan. Bij jongens is er geen meetbaar verschil tussen beweging vóór school en cognitieve prestaties. Dat blijkt uit de eerste voorlopige resultaten van de GOALS-studie van drs. Martin van Dijk bij 440 leerlingen van het Bernardinuscollege in Heerlen.
Objectief meten
Leerlingen van het eerste en derde jaar van het Bernardinuscollege hebben een week lang, dag en nacht, een bewegingsmeter gedragen. Die meter registreerde alle bewegingen die de leerlingen in die periode maakten. Van Dijk: “Het voordeel van zo’n meter is dat je objectief meet. Als je leerlingen vraagt hoeveel ze aan beweging hebben gedaan op een dag, krijg je vaak een onnauwkeurig en onvolledig antwoord. Ze zeggen bijvoorbeeld dat ze niet bewogen hebben of alleen van en naar school zijn gefietst. Maar ze vergeten dat ze ook nog twee keer de hond hebben uitgelaten of dat ze op drie hoog wonen en een paar keer per dag met de trap naar boven zijn gelopen.” Daarnaast liet Van Dijk de leerlingen een aantal cognitieve testen uitvoeren. Deze testen meten met name wat er gebeurt in de prefrontale cortex, het deel van de hersenen dat bij pubers nog volop in ontwikkeling is.
Stress
Uit de meetgegevens blijkt dat meisjes de test beter maken naarmate ze voor school meer bewogen hebben. Bij jongens was er geen verschil meetbaar. De onderzoekers vermoeden dat de oorzaak ligt in de stressgevoeligheid van meisjes. Meisjes hebben meer stress als ze toetsen of proefwerken moeten maken. Beweging zoals fietsen naar school, heeft een ontspannend effect met betere testresultaten als gevolg. Jongens zijn mogelijk minder ontvankelijk voor stress en hebben dus ook minder baat bij het ontspannende effect van beweging.
Leeftijd
Een opvallend gegeven uit de meetresultaten is dat hoe ouder de kinderen worden, hoe minder ze bewegen. De eerstejaars bewegen duidelijk meer dan de derdejaars. De resultaten zien echter geen significant verschil tussen het beweeggedrag van meisjes en jongens: de indruk dat jongens meer bewegen dan meisjes wordt in dit onderzoek dus niet bevestigd.
Verder onderzoek
De onderzoeksgegevens worden nog verder geanalyseerd. Zo hoopt Van Dijk bijvoorbeeld antwoord te vinden op de vraag of er een verband is tussen het zitgedrag van de leerlingen en hun prestaties op school. Steeds meer onderzoek laat zien dat het niet eens zozeer belangrijk is om veel te bewegen, maar dat je vooral niet te veel en te lang achter elkaar moet stilzitten. Wij gaan kijken of er een verband is tussen zitgedrag, dus hoeveel en hoe lang achter elkaar men stil zit, en cognitieve prestaties en schoolprestaties. De onderzoekers zullen ook de intensiteit van bewegen analyseren, want er zijn aanwijzingen dat er een bepaalde intensiteit moet worden bereikt voordat beweging daadwerkelijk leidt tot cognitieve verbeteringen. Ten slotte is er een vervolgonderzoek uitgevoerd onder dezelfde groep leerlingen, waarmee meer inzicht kan worden verkregen over de invloed van beweging op de ontwikkeling van de leerlingen door de jaren heen. Het GOALS-onderzoek is dus nog lang niet afgelopen.
Bron: Open Universiteit
Ik realiseer mij dat bewegen tegenwoordig de nieuwe religie is en, net als bij de aloude panacees, de oplossing voor alle kwalen, maar we slaan nu wel èrg door met dit zgn. onderzoek.
Er kunnen talloze redenen zijn waaruit te verklaren is dat de groep bewegers hoger (hoeveel en hoe gemeten?) scoort dan hun mindere bewegers.
En de verklaring voor de samenhang van de gegevens is op zijn minst erg zwak te noemen. Jawel hoor: “stress”, waarvoor jongens “mogelijk minder ontvankelijk zijn”.
Ja, zo kunnen wel nog wel even doorgaan.
Ik ben de laatste jaren èrg kritisch geworden t.o.v. de diverse (politiek gewenste) wetenschappelijke onderzoeksresultaten. En met reden.