De meeste mensen met een dwarslaesie kunnen niet meer lopen en zijn afhankelijk van een rolstoel om zich voort te bewegen. Daarbij gebruiken zij hun schouders zeer intensief. Anders dan vaak gedacht, blijkt nu dat schouderproblemen al snel na het ontstaan van een dwarslaesie optreden, en niet pas na jaren in een rolstoel. Ook hebben mensen met een dwarslaesie niet vaker, maar wel ernstiger slijtage van het schoudergewricht dan mensen zonder dwarslaesie. Dat zijn twee van de uitkomsten van het promotieonderzoek van Inge Hoogland-Eriks.
Om een goed beeld te krijgen van schouderpijn bij mensen met een dwarslaesie, onderzochten Hoogland-Eriks en haar collega’s een groep van 225 personen met een recente dwarslaesie. Ze volgden deze mensen vanaf de start van actieve revalidatie tot vijf jaar na ontslag, en voerden deelstudies uit in subgroepen.
Hoogland-Eriks concludeert dat schouderproblemen vooral voorkomen bij mensen met een hoge dwarslaesie. Ook blijkt dat mensen die tijdens de revalidatieperiode hun schouder minder goed kunnen bewegen, op termijn meer hulp nodig hebben en minder vaak betaald werk houden. De promovenda geeft daarom een aantal aanbevelingen voor de klinische praktijk om schouderproblemen te voorkomen, zoals een optimaal passende rolstoel, levenslange training, en regelmatige medische controle van schouder, zithouding, hulpmiddelen en rolstoelvaardigheden. Ze wijst erop dat de juiste hulp een complex zorgvraagstuk is, waarbij goedkoop (bijvoorbeeld bezuinigen op hulpmiddelen) soms duurkoop is.
Inge Hoogland-Eriks (1970) studeerde Geneeskunde aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Zij verrichtte haar promotieonderzoek bij onderzoeksinstituut SHARE van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Hoogland-Eriks werkt als medical officer bij Swiss Paraplegic Research (Zwitserland).
Bron: RuG