KANS klachten therapeutisch aanpakken helpt

24

Tot voor kort bestond er geen afdoende therapie voor klachten in arm, nek en schouder (KANS en voorheen RSI) omdat het onduidelijk was welke risicofactoren op welke manier aangepakt moesten worden. Revalidatiearts Marjon van Eijsden vond twee belangrijke risicofactoren die een rol spelen bij het krijgen en blijven bestaan van KANS en een aanpak die vruchten lijkt af te werpen. Vrijdag 10 december a.s. promoveert ze aan de Universiteit Maastricht.

- tekst gaat verder na deze advertentie -


FysioVacature, de vacaturesite voor de fysiotherapeut

Tegelijk met de opkomst van het beeldschermwerk in de jaren negentig, kregen werknemers, die dit werk in de jaren negentig deden, last van RSI (Repetitive Strain Injury). In de 21ste eeuw worden deze klachten KANS (Klachten in Arm, Nek, Schouder) genoemd. Tot veertig procent van de beeldschermwerkers krijgt er nog steeds mee te maken. Gevolg: hoge maatschappelijke kosten en veel ongemak. In het promotieonderzoek vond Marjon van Eijsden twee risicofactoren en een effectieve aanpak van de klachten. Van Eijsden kreeg al eerder bekendheid door haar aanpak van RSI bij beeldschermwerkers en (professionele) muzikanten. Die laatste patiëntengroep bleek echter niet homogeen genoeg voor een promotieonderzoek, vandaar dat ze zich richtte op beeldschermwerkers.

In haar onderzoek werkte zij samen met Mensendiecktherapeute Ans Samama-Polak. In haar onderzoek constateerde de Maastrichtse revalidatiearts dat fysiotherapie en houdingtherapie alléén, onvoldoende resultaat geven, zelfs bij beginnende klachten. Bovendien lijkt het slagen van de therapie deels therapeut-gebonden. Van Eijsden ontdekte verder dat bij het ontstaan van KANS, naast stressvolle werksituaties, een overmatig perfectionistische instelling van de persoon een grote rol speelt.

Psychisch
“Bij het aanhouden van de klachten speelt de manier waarop men zijn klachten beleeft en als psychische last ervaart een grote rol”, aldus van Eijsden. Risicofactoren zoals een perfectionistische instelling en angst, waaronder ook angst voor pijn waardoor activiteiten worden vermeden, verdienen meer aandacht in de aanpak.
In de behandeling van KANS zou dan ook begeleiding door een psycholoog (voor perfectionistische personen) en een gedragstherapeut (voor angstige personen) moeten worden opgenomen. Fitte, sportende personen ervaren, volgens haar, minder last. In een van haar onderzoeken vergeleek ze 88 beeldschermwerkers met beginnende klachten met 78 beeldschermwerkers die geen klachten zouden hebben. Wat bleek? De beeldschermwerkers met nog maar beginnende klachten maakten zich enorme zorgen om hun klachten (ze vertoonden pijncatastroferend gedrag), terwijl van de groep zonder klachten, 60% toch klachten bleek te hebben, maar zich daar geen enkele zorg om maakte en gewoon zonder problemen aan het werk bleef met de mededeling: “Oh, die klachten? Die heeft toch iedere beeldschermwerker?” In de literatuur is bekend dat hersenen al reageren op het denken aan pijn die gaat komen, bv. wanneer men na een vakantie weer achter het toetsenbord moet werken.

Pavlov

“Je zou het een soort Pavlov-reactie van dit type mensen op hun werk kunnen noemen. Tijdens vakantie hebben ze nauwelijks last en als ze op het einde ervan weer aan het werk gaan denken, speelt KANS weer op”, aldus Van Eijsden.
Wat is haar oplossing? “Behandelaars moeten de klachten niet te somber schetsen”, is haar proefondervindelijk gefundeerde mening. In de praktijk gaat het erom dat de bedrijfsgeneeskundige dienst of behandelaar de patiënt zo snel mogelijk typeert aan de hand van risicofactoren of iemand KANS kan ontwikkelen: “Educatie van de patiënt kan erger voorkomen.” Uiteraard blijven houding en afwisseling van werk van belang, maar het meest van belang lijkt het karakter van de patiënt. Perfectionisten moeten daar mee leren omgaan met behulp van een psycholoog en voor angstige beeldschermwerkers is cognitieve gedragstherapie voorhanden. Van Eijsden onderscheidt in haar proefschrift een groep die minder risico loopt op aanhoudende KANS; dat zijn fitte, sportende mensen. Een slechtere prognose kwam in haar onderzoek voor bij vrouwen, niet-fitte personen, lager opgeleiden (onder bachelor-niveau) en ouderen.

Muzikanten
Marjon van Eijsden heeft haar promotie-onderzoek dus niet kunnen doen onder muzikanten. Maar ze heeft goed nieuws voor deze specifieke groep potentiële KANS-patiënten. In 2011 start ze met een promovendus een landelijk onderzoek naar een soortgelijke aanpak onder deze beroepsgroep.verdienen meer aandacht. In de behandeling van KANS zou dan ook begeleiding door een psycholoog (voor perfectionistische personen) en een gedragstherapeut (voor angstige personen) moeten worden opgenomen. Fitte personen ervaren minder last.

Bron: AZM