Onderzoek naar scheve babyhoofdjes

36

De komende twee jaar wordt in Oost-Nederland een grootscheepse studie verricht naar scheefgroei van de schedel bij baby’s. Het gaat hierbij om een promotieonderzoek van fysiotherapeut en bewegingswetenschapper Renske van Wijk, waaraan 75 kinderfysiotherapeuten in Overijssel, de Achterhoek en Drenthe meewerken.

- tekst gaat verder na deze advertentie -


FysioVacature, de vacaturesite voor de fysiotherapeut

Het onderzoek in samenwerking met de Universiteit Twente en TNO Kwaliteit van Leven moet uitwijzen wat de risicofactoren voor scheefgroei (plagiocefalie) zijn en hoe dit kan worden voorkomen. Daarnaast hoopt Van Wijk helder te krijgen hoe een scheef hoofdje het best kan worden behandeld en hoe de schedelgroei zich verder ontwikkelt.

Plagiocefalie komt laatste jaren meer voor. Tegenwoordig ontwikkelt een op de vijf zuigelingen in ons land een scheef of afgeplat hoofdje, doorgaans als gevolg van een voorkeursligging. “De schedel van zuigelingen is nog heel zacht”, zo legt de promovenda uit. “Als een kind altijd in dezelfde houding ligt, ontstaat er op de plaats waar het hoofdje de ondergrond raakt een afgeplatte kant. Bovendien groeit de schedel bij baby’s heel snel, waardoor er aan de andere kant een opbolling kan ontstaan. De vervorming is soms zelfs zodanig dat het kind een asymmetrisch gezicht krijgt.”

Dat scheve hoofdjes tegenwoordig vaker voorkomen dan in het verleden heeft te maken met de stringentere richtlijnen voor de ligging van baby’s. “Sinds 1987 wordt ouders geadviseerd om hun kind in bed niet meer op de buik te leggen, omdat dit het risico op wiegendood verhoogt. Later kwam daar als richtlijn bij dat baby’s in bed ook niet meer op hun zij gelegd moeten worden.” Volgens Van Wijk hebben deze richtlijnen tot een enorme daling van het aantal gevallen van wiegendood geleid (van circa 200 naar tien tot vijftien per jaar); anderzijds is het aantal kinderen met schedelvervorming sterk toegenomen. Overigens levert dit volgens de promovenda geen gevaar voor de gezondheid van het kind op. In veel gevallen verdwijnt de vervorming na enige tijd ook weer.

Desalniettemin is het volgens Van Wijk goed om wetenschappelijk te onderzoeken welke preventiemaatregelen en behandelingen bij plagiocefalie gewenst zijn. Hiervoor zullen gedurende ruim twee jaar in totaal zo’n 600 kinderen met een schedelvervorming worden onderzocht. Het onderzoek wordt uitgevoerd door de kinderfysiotherapeuten. Deze meten het schedeltje van het kind als het twee tot vier maanden oud is, met vijf en met acht maanden en op een- en tweejarige leeftijd. Inmiddels zijn artsen en consultatiebureaus over het onderzoek geïnformeerd.

Bron: tctubantia