Sociale cohesie in de buurt, informele speelruimte (zoals stoepen) en verkeersveiligheid zijn drie van de vele factoren die het beweeggedrag van kinderen beïnvloeden, zo blijkt uit het onderzoek van Marie-Jeanne Aarts. Zij pleit in haar proefschrift voor een multi-sectorale aanpak bij het nemen van ‘beweegvriendelijke’ beleidsmaatregelen door gemeenten.
Het kabinet wil kinderen meer laten sporten en bewegen in de buurt. Meer bewegen is goed voor hun gezondheid en lichamelijke en sociale ontwikkeling. Aarts deed onderzoek onder 11.000 ouders en 4.000 kinderen op 42 basisscholen in vier middelgrote steden in Noord-Brabant. Ook betrok zij de ambtenaren uit deze gemeenten bij haar onderzoek.
Meerdere factoren bepalen of een kind veel beweegt of sport. Zo spelen het opleidingsniveau van de ouders en hun houding ten opzichte van bewegen een rol. Aarts toont aan dat daarnaast ook de leefomgeving van belang is. Vooral sociale kenmerken (sociale cohesie en een gevoel van veiligheid) zorgen ervoor dat kinderen buiten spelen en bewegen. Deze kenmerken lijken belangrijker dan de fysieke inrichting zoals groen in de buurt en formele speelfaciliteiten. Opvallend was verder dat meisjes minder buiten spelen dan jongens en dat zij dus extra stimulans nodig hebben.
Als gemeenten willen dat kinderen meer gaan bewegen moeten zij op verschillende terreinen maatregelen nemen. Niet alleen de sector volksgezondheid, sport en jeugd, maar ook verkeer en vervoer, ruimtelijke ordening, veiligheid en milieu kunnen bijdragen aan een beweegvriendelijke omgeving. Aarts laat zien dat een dergelijke multi-sectorale aanpak van het probleem nog in de kinderschoenen staat. Zij pleit voor grotere bewustwording en meer samenwerking onder beleidsmakers.
Bron: uvt.nl