Zorgverleners kunnen ouderen met een hoge kans op vallen beter herkennen door de hoeveelheid en kwaliteit van het dagelijks bewegen te meten blijkt uit promotieonderzoek van bewegingswetenschapper Kim van Schooten. Hierdoor kunnen ouderen met een hoge valkans sneller geholpen worden en kunnen vallen en valletsels worden voorkomen.
Eén op de drie personen van 65 jaar of ouder valt minstens eens per jaar. Momenteel proberen artsen deze personen te herkennen met vragenlijsten en korte testjes, maar de methode is niet waterdicht. Zorgverleners missen zo veel ouderen met een hoge kans op vallen, waardoor de behandeling vaak te laat begint. Vroegtijdige behandelen met beweeg- en valpreventieprogramma’s kan het aantal vallen met bijna de helft verlagen.
Van Schooten ontdekte dat door meten met een bewegingsmonitor, ouderen met een verhoogde valkans goed kunnen worden herkend. Zij onderzocht bij 169 ouderen welke risicofactoren het wel of niet vallen in de zes maanden na de meting bepaalden. De hoeveelheid en kwaliteit van het dagelijks lopen bleken belangrijke voorspellers voor vallen te zijn en zijn bovendien relatief eenvoudig te meten. Ook bleken ouderen met een slechte loopkwaliteit vaker te vallen wanneer zij veel lopen, terwijl ouderen met een goede loopkwaliteit juist minder vaak vallen wanneer zij veel lopen. Dit kan verklaren waarom beweegprogramma’s vaak beter werken bij gezondere ouderen en geeft aanknopingspunten voor effectievere programma’s.
De onderzoekers zijn nu bezig om een gebruiksvriendelijke methode te maken waarmee de valkans direct afgelezen kan worden. De mobiliteitskliniek van het VUmc wil de resultaten gebruiken om ouderen met een verhoogde valkans in een vroeg stadium te herkennen en zal eind 2014 beginnen met een grootschalig onderzoek.
Meer informatie over het proefschrift in VU-DARE
Bron: VU Amsterdam