Mensen zitten te veel en bewegen te weinig. Ook na een beroerte. Dat vergroot het risico op een nieuwe beroerte en vroegtijdig overlijden. Roderick Wondergem, onderzoeker in het UMC Utrecht, onderzocht de gezondheidsrisico’s en ontwikkelde een coachingprogramma. “Excessief zitgedrag is gewoontegedrag. Om dat te doorbreken, is vertrouwen in eigen kunnen cruciaal.”
Elk jaar krijgen zo’n 16 miljoen mensen wereldwijd een beroerte. In Nederland zijn dat er ongeveer 45.000. De verwachting is dat dit aantal de komende jaren zal toenemen, voor een groot deel door de vergrijzing. Behalve risicofactoren als een hoge leeftijd en een hoge bloeddruk spelen leefstijlfactoren bij beroerte een belangrijke rol, waaronder weinig bewegen. “Wie een beroerte heeft overleefd, langer dan 9,5 uur per dag zit en minder dan 150 minuten per week matig of intensief beweegt, loopt risico op vroegtijdig overlijden, vertelt Roderick Wondergem. Als fysiotherapiewetenschapper onderzocht hij het beweeggedrag van mensen na een beroerte.
Overlevers
“Door de verbeterde acute zorg zullen steeds minder mensen aan een beroerte overlijden”, vertelt Roderick. “Maar van de overlevers overlijdt de helft binnen vijf jaar en krijgt een kwart een tweede beroerte. Verder ervaart een aanzienlijk deel van de patiënten – zo’n veertig procent – een achteruitgang in het dagelijks functioneren. Daarom was de verwachting dat mensen hun beweeggedrag na een eerste beroerte wel zouden aanpassen, maar dat gebeurt niet of nauwelijks. Of iemand bij thuiskomst uit het ziekenhuis nu veel of weinig beweegt, dat blijft hetzelfde. Hetzelfde geldt voor zitten: als mensen veel zitten, blijven ze dit doen.”
RISE-cohort studie
Voor zijn onderzoek analyseerde Roderick de gegevens van de RISE-cohort studie. In deze studie werden 200 mensen na een eerste beroerte 2 jaar lang thuis gevolgd om hun zit- en beweeggedrag in kaart te brengen. Roderick onderscheidt daarbij drie groepen: 32 procent zit meer dan 12 uur per dag en beweegt nauwelijks, 45 procent zit 10 tot 12 uur per dag en beweegt licht tot matig (activiteiten in en rond huis, fietsen/wandelen) en 22 procent beweegt voldoende (sporten, stevig fietsen/wandelen).
Bij de eerste groep, die meer dan 12 uur per dag zit, is het meeste rendement te halen. Roderick: “Het maakt veel verschil of mensen voornamelijk zitten en niet voldoende bewegen of dat mensen veel zitten maar op een dag wel voldoende fysiek actief zijn. Na een beroerte functioneren beide groepen in eerste instantie op hetzelfde niveau, maar na anderhalf jaar gaan de mensen uit de eerste groep sneller achteruit en merken ze dat in hun dagelijks leven. Elke beweging telt voor die mensen, elke beweging draagt bij aan de gezondheid. Het doorbreken van ongezond zitgedrag is voor deze groep effectiever dan proberen fysieke activiteiten te stimuleren.”
Vertrouwen in eigen kunnen
Binnen de beroerterevalidatie is het beïnvloeden van zitgedrag een nieuw doel. Roderick: “Het gaat hier niet om een bewuste keuze om meer te gaan bewegen, iets wat je in je agenda kunt inplannen, maar om gewoontegedrag dat doorbroken moet worden. Daarom hebben we met de groep ‘zitters’ een gedragsinterventie ontwikkeld. Cruciaal daarbij is zelfeffectiviteit, zeg maar: vertrouwen in eigen kunnen. Mensen zijn na een beroerte vaak moe en angstig en vragen zich af of ze bepaalde dingen wel aankunnen. Sommigen hebben dan de reflex: ‘Ik ga maar gewoon zitten, dan weet ik zeker dat ik niks fout doe.’ Terwijl het juist zo belangrijk is om zelf dingen te doen, bijvoorbeeld koffiezetten of een boodschap doen. Als je om het half uur een stukje loopt, daalt je bloeddruk al met 5 mmHg.”
Interventieprogramma
Deelnemers aan het interventieprogramma worden gedurende vijftien weken gecoacht door een fysiotherapeut, waarin zij elkaar negen keer zien. Daarnaast kunnen deelnemers hun eigen zit- en beweeggedrag monitoren met een app. Roderick: “Niemand kan inschatten hoeveel hij zit. Die feedback is heel nuttig. Daarnaast kunnen we met de app over de hele periode zien hoe iemand scoort in vergelijking met zichzelf voor aanvang van het programma.” Om het interventieprogramma in de praktijk te beproeven, stond er een pilot gepland maar de coronacrisis gooide roet in het eten. In deze pilot gaan zes deelnemers hun zit- en beweeggedrag monitoren en nog eens zes deelnemers doen dat met ondersteuning van een buddy. “Zo kunnen we kijken of een buddy toegevoegde waarde biedt, bijvoorbeeld als klankboord en om praktische problemen te bespreken.” Roderick hoopt dat de pilot in september van start kan gaan.