Verpleeg- en verzorgingshuizen besteden jaarlijks zeker 10 tot 15 miljoen euro aan het behalen en behouden van keurmerken die weinig zeggen over de kwaliteit van hun zorg. Het geld komt via de belastingbetaler uit de AWBZ-kas, waarmee de zorg moet worden gefinancierd.
Uit de ranglijsten van verpleeg- en verzorgingshuizen, die de Volkskrant vorige maand publiceerde, blijkt dat ruim driekwart van de 1.450 huizen een keurmerk heeft of bezig is dat te halen. Goed en slecht presterende huizen beschikken echter over dezelfde keurmerken, waarmee overal perfecte zorg wordt gesuggereerd.
Commerciële keurmerken zijn de afgelopen jaren gepropageerd door de overheid en verzekeraars. Vooral nadat de Inspectie voor de Gezondheidszorg in 2004 had aangetoond dat de zorg in verpleeghuizen ondermaats was, eisten de verzekeraars een kwaliteitsstempel van de markt.
Voor de keurmerken wordt veel geld betaald. Certificering kost per huis jaarlijks rond de 10.000 euro, blijkt uit een rondvraag van de Volkskrant. Controleurs van één van de vijf commerciële keurmerkbedrijven kosten tot 1.100 euro per dag. Daarnaast worden adviesbureaus ingehuurd.
‘Zonde van het geld’, zegt gezondheidswetenschapper Stef Groenewoud van Plexus Medical Group, die afgelopen maand op het onderwerp promoveerde. De kwaliteitskenmerken die voor een keurmerk worden getoetst, blijken volgens hem niet van belang voor de bewoners van verpleeg- of verzorgingshuizen of hun familie.
De Inspectie heeft afgelopen jaar met de instellingen afgesproken dat zij cijfers publiceren over zeventien werkelijke aspecten van de zorg, zoals doorligwonden en medicatiefouten.
Staatssecretaris Bussemaker van Volksgezondheid wil vanwege die nieuwe meetmethode af van de verplichte keurmerken. De grote zorgverzekeraars CZ en Achmea houden er niettemin aan vast.
Door: Jeroen Trommelen en Ellen de Visser
Bron: de Volkskrant
Vergeet niet op de huidige peiling te stemmen.
– link –