In het in november 2003 aangeboden adviesrapport ‘Oefentherapie’ concludeert de Gezondheidsraad dat oefentherapie effectief is bij een aantal aandoeningen, waaronder subacute lage rugklachten. Hoogervorst ziet echter geen aanleiding om zijn beleid te wijzigen. Oefentherapie wordt vanaf 2004 pas vanaf de 10e behandeling vergoed.
De Gezondheidsraad concludeert dat oefentherapie bewezen effectief is bij de behandeling van taaislijmziekte (cystic fybrosis), chronische obstructieve longaandoeningen (COPD), etalageziekte (claudicatio intermittens), artrose van de knie en subacute lage rugklachten. Ook zijn er aanwijzingen dat oefentherapie effectief is bij patiënten met de ziekte van Parkinson, de ziekte van Bechterew, artrose van de heup en bij patiënten die een beroerte hebben gehad. Voor al deze aandoeningen acht de Raad het terecht dat patiënten voor oefentherapie worden doorverwezen.
In het rapport adviseert de Raad ook om meer onderzoek mogelijk te maken naar de effectiviteit van oefentherapie bij reumatoide artritis, schouderklachten, nekklachten, RSI, astma en bronchiëtasieën. Hoogervorst acht onderzoek zinvol en raadt universiteiten, hoge scholen en specifieke onderzoeksinstellingen aan hiermee rekening te houden bij de prioritering van de onderzoeksthema’s. Hij heeft echter geen geld beschikbaar om extra onderzoek mogelijk te maken.
Bron: Brief van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 24 124, nr.113.